Persbericht van de Federale Overheidsdienst FINANCIEN
De laatste week werd er met de regelmaat van een klok in de pers geschreven en gesproken over een geruchtmakende zaak van zogenaamde fraude door een BTW-ontvanger bij Financiën.
Dat in de context van deze zaak de Federale overheidsdienst Financiën in zijn geheel niet altijd in een positief daglicht werd voorgesteld, is een understatement.
Naar de bevolking toe maar ook ten opzichte van de vele plichtsbewuste medewerkers van Financiën wordt in dit bericht enige verduidelijking en toelichting gegeven bij een aantal beweringen die in de pers kwamen.
Zodra zij weet kreeg van bepaalde onregelmatigheden op het BTW-ontvangkantoor van Brussel 4 heeft de top van Financiën onmiddellijk de Interne Auditcel ingeschakeld. Zowel de Administratie van de Invordering als de Interne Auditcel hebben hun volle medewerking verleend aan het gerechtelijk onderzoek dat naar aanleiding van een klacht werd gestart.
Onmiddellijk nadat hij geïnformeerd werd over de resultaten van het gerechtelijk onderzoek heeft de Administrateur van de Invordering op 19 oktober 2005 beslist om de ambtenaar in kwestie van zijn hogere functies als ontvanger te ontheven en hem over te plaatsen naar een dienst in Brugge waar hij geen enkel contact had met het publiek.
Later bij de veroordeling wegens passieve corruptie door de Correctionele rechtbank van Brussel op 24 april 2008, werd hij geschorst “in het belang van de dienst”. Conform de rechtspraak van de Raad van State ging het hier telkens om maatregelen die in verhouding stonden tot de vastgestelde feiten.
Het aureool van “klokkenluider” die de pers aan de toenmalige toezichtsambtenaar toedicht, is bijgevolg overroepen. Het is precies de kerntaak van de toezichtsambtenaar om tekortkomingen allerhande vanwege de rekenplichtige ontvangers, waarover hij of zij toezicht uitoefent, gedetailleerd te akteren en aan de hiërarchie over te maken. Losse beweringen volstaan niet, er moeten spijkerharde bewijzen zijn.
Van zodra er onregelmatigheden in de boekhouding of de niet-invordering wegens nalatigheid van de ontvanger worden vastgesteld, moet de toezichtsambtenaar een dossier samenstellen waarin het tekort, hetzij het bedrag van de door de Schatkist geleden schade, vermeld staat.
Dit moet het Rekenhof of althans de raadsheer die het daartoe aanwijst, toelaten om formeel vast te stellen dat de rekening van de ontvanger sluit met een tekort.
Wat de lopende procedure voor het Rekenhof betreft. In onderhavige zaak is de toenmalige toezichtsambtenaar er nooit in geslaagd om het bedrag van het tekort definitief te bepalen. Uiteindelijk werd zij in april 2009 vervangen en de nieuwe toezichtsambtenaar heeft het dossier in mei 2009 afgerond.
Tenslotte werd aan het Rekenhof, in detail, het bedrag van het tekort van de betrokken ontvanger medegedeeld.
De Minister van Financiën kan de ontvanger pas dagvaarden van zodra het Rekenhof de eerstvolgende stap in de procedure zet, namelijk met een zogenaamd administratief arrest vaststellen dat de rekening van de betrokken ontvanger daadwerkelijk sluit met een tekort.
De Minister zal de ontvanger zeker dagvaarden en het Rekenhof kan hem veroordelen tot het aanzuiveren van het tekort of tot de terugbetaling van een gedeelte van het tekort.
Men kan hier dus bezwaarlijk spreken van enige doofpotoperatie.
Over het vermeende gesjoemel van gerechtsdeurwaarders die bij de uitoefening van hun ambt met medeweten van de ontvangers gelden zouden achterhouden of te laat zouden doorstorten. De relaties met de gerechtsdeurwaarders en de wederzijdse verplichtingen worden nauwkeurig omschreven in een Protocol van 2004, door de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën onderhandeld en afgesloten met de Nationale Kamer van gerechtsdeurwaarders. Volgens dit Protocol moeten de gelden door de gerechtsdeurwaarder aan de ontvangers worden overgemaakt binnen de vijf werkdagen, tenzij in uiterst uitzonderlijke omstandigheden.
Dat protocol bepaalt een duidelijke handelswijze wanneer de gerechtsdeurwaarder of de ontvanger in hun professionele contacten met mekaar in gebreke blijven.
Naar aanleiding van een onderzoek dat de nieuwe toezichtsambtenaar instelde in juni 2009, heeft hij vastgesteld dat bepaalde gerechtsdeurwaarders het Protocol niet naleefden. De betrokken gerechtsdeurwaarders werden om verantwoording gevraagd en tijdens een managementvergadering in september 2009 heeft hij aan de ontvangers gevraagd om nauwlettend toe te zien op de naleving van de betalingstermijnen in het Protocol.
Wat er ook van zij, de Interne Auditcel wordt ingeschakeld om terzake een algemeen onderzoek uit te voeren.
In een organisatie van om en bij de 30.000 ambtenaren is het uiteraard nooit uitgesloten dat er een enkeling onwettige handelingen stelt.
De administratie kan dit niet vermijden, ze kan hoogstens het risico daarop beperken. Maar het is wel haar taak om die inbreuken op te sporen en te sanctioneren, wat in deze gebeurd is.