Vastlegging modaliteiten inzake cumulatie beroepsactiveiten voor het gerechtspersoneel
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Justitie Annelies Verlinden een ontwerp van koninklijk besluit goed dat de modaliteiten voor de cumulatie van beroepsactiviteiten voor het gerechtspersoneel vastlegt.
In 2007 werd reeds aan de personeelsleden van de rijksbesturen de mogelijkheid gegeven om een machtiging tot cumulatie te bekomen om een aanvullende activiteit uit te oefenen. Het gerechtspersoneel heeft tot op heden echter nog een strikt cumulverbod.
De wet van 7 mei 2024 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het statuut van het gerechtspersoneel bracht hier verandering in, en machtigt het gerechtspersoneel om verschillende ambten te cumuleren, op voorwaarde dat deze zich niet in een toestand van belangenconflict plaatst.
De betreffende artikelen treden ten laatste op 1 januari 2026 in werking. Dit ontwerp van koninklijk besluit beoogt de praktische modaliteiten vast te leggen om aan de leden van het gerechtspersoneel de mogelijkheid te geven om, onder bepaalde voorwaarden, een machtiging tot cumulatie te verkrijgen.
Het ontwerp brengt ook wijzigingen aan in het koninklijk besluit betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, om cumulatie van onderbrekingsuitkeringen met een zelfstandige activiteit mogelijk te maken.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State, alsook aan het Sectorcomité III – Justitie en het onderhandelingscomité voor de griffiers, de referendarissen bij het Hof van Cassatie, de referendarissen, de parketjuristen en de criminologen.
Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de aanvullende regels van onverenigbaarheid inzake cumulatie voor de leden van het gerechtspersoneel, met uitzondering van de referendarissen bij het Hof van Cassatie, bedoeld in artikel 353ter, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek