Gedeeltelijke uitvoering Europese verordening inzake instantovermakingen in euro’s en de omzetting van “Daisy Chain” Richtlijn (EU) 2024/1174 over Interne MREL-vereisten

Gedeeltelijke uitvoering Europese verordening inzake instantovermakingen in euro’s

Deze verordening wijzigt onder meer bestaande Europese wetgeving, zoals de Settlement Finality Directive (SFD) en de Payment Services Directive (PSD2), om de brede beschikbaarheid van instantbetalingen te bevorderen. 

De wijzigingen door de IPR-verordening in de SFD beogen betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld toegang te verstrekken tot betalingssystemen die aangemerkt zijn als systemen waarin betalingstransacties op definitieve wijze afgewikkeld worden. 

De wijzigingen in de PSD2 beogen voornamelijk de voorwaarden te bepalen waaraan betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld moeten voldoen om toegang te krijgen tot aangemerkte betalingssystemen.

Omzetting van “Daisy Chain" Richtlijn (EU) 2024/1174 over Interne MREL-vereisten

Deze richtlijn brengt gerichte wijzigingen aan in de vereisten inzake het interne minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende schulden (MREL) binnen bankgroepen. Het interne MREL heeft als doel om de verliezen van een filiaal vlot naar de moeder te laten doorstromen, wat de stabiliteit van een groep in afwikkeling ondersteunt.

Richtlijn 2024/1174 voorziet onder meer in de uitsluiting van zogenaamde liquidatie-entiteiten van de verplichting om te voldoen aan het interne MREL. Liquidatie-entiteiten zijn dochterondernemingen waarvoor het afwikkelingsplan voorziet in vereffening via een liquidatieprocedure in plaats van afwikkeling. Tegelijkertijd behouden de afwikkelingsautoriteiten de mogelijkheid om in specifieke gevallen toch een MREL op te leggen aan deze entiteiten. Daarnaast worden de voorwaarden aangepast voor bepaalde groepsentiteiten, zoals intermediaire holdings, om op geconsolideerde basis aan het interne MREL te kunnen voldoen.

Het goedgekeurde voorontwerp van wet wijzigt daartoe de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen.

Het voorontwerp van wet wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.