04 mei 2010 12:09

Herziening van de grondwet

Verklaring tot herziening van de grondwet

Verklaring tot herziening van de grondwet

De ministerraad heeft het ontwerp van verklaring tot herziening van de grondwet goedgekeurd. Het ontwerp wordt aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat overgemaakt.

De regering stelt voor de artikelen opgenomen in de verklaring tot herziening van de Grondwet van 2007 (Belgisch Staatsblad (BS) 2 mei 2007) te hernemen en aan te vullen met nieuwe artikelen. Tijdens deze legislatuur werd artikel 22bis van de Grondwet al herzien (BS 29 december 2008).
 
I. In een eerste reeks bepalingen wordt de herziening van titel II van de Grondwet voorgesteld:

  • om nieuwe bepalingen in te voegen die de bescherming moeten verzekeren van de rechten en vrijheden gewaarborgd door het
    Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Hieronder zijn ook steeds de aanvullende
    protocollen begrepen (zie Parlementaire stukken, Kamer,
    1994-95, nr. 1740/4, blz. 14); 
  • artikel 10, tweede lid, tweede zinsdeel, om de niet-Belgen in staat te stellen toegang te krijgen tot betrekkingen in overheidsdienst; 
  • artikel 23, om in de Grondwet het recht van de burgers op een universele dienstverlening inzake post, communicatie en mobiliteit in te schrijven;
  • artikel 25, alsook de artikelen 148, tweede lid, en 150, namelijk om de waarborg van de vrijheid van drukpers naar andere informatiemiddelen uit te breiden; 
  • artikel 28, om het verzoekschriftenrecht te moderniseren;
  • artikel 29, om het briefgeheim tot de nieuwe vormen van communicatie en andere correspondentievormen uit te breiden; 

Verder wordt voorgesteld om meerdere artikelen verbonden aan de hervorming van justitie en politie voor herziening vatbaar te verklaren:

  • artikel 12, alinea 3, om de Europese rechtspraak in verband met de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor na te leven;
  • artikel 149, om de wetgever toe te laten afwijkingen te voorzien op de verplichte integrale voorlezing van vonnissen door de rechter in openbare zitting. Wel moet het principe behouden blijven. Zo zou men bijvoorbeeld de voorlezing in openbare zitting kunnen beperken tot het beschikkend gedeelte; 
  • artikel 151, § 3, om een algemene bevoegdheidsdiscussie over de Hoge Raad voor de Justitie in de nieuwe legislatuur te kunnen voeren, onder meer naar aanleiding van een nieuw beheersmodel voor Justitie; 
  • artikel 151, § 6, om een evaluatie van de korpschefs van de Zetel mogelijk te maken;
  • artikel 152, tweede lid, in het perspectief van de hervorming van het tuchtrecht voor magistraten, en in dat kader van artikel 157, om de oprichting van een tuchtrechtbank mogelijk te maken en de samenstelling en organisatie ervan via wet te regelen; 
  • artikel 152, derde lid, om de rechterlijke macht toe te laten flexibeler te antwoorden op de verhoging van de werklast bij de hoven en rechtbanken (cfr. bijvoorbeeld de toegevoegde rechters die benoemd zijn per ressort van het Hof van beroep, de artikelen 98 en 100 van het Gerechtelijk Wetboek, ...).

Ten slotte wordt voorgesteld de volgende bepaling op te nemen om technische redenen: 

  • artikel 111 dat bepaalt dat de Koning aan een «door het Hof van Cassatie» veroordeeld minister of lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering geen genade kan verlenen dan op verzoek van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of het betrokken parlement. Dit artikel moet worden aangepast overeenkomstig de artikelen 103 en 125 van de Grondwet.

II. In een tweede reeks bepalingen stelt de regering voor dat worden opgenomen:
1° bepalingen in titel I bis: artikel 7bis; 
2° een reeks bepalingen betreffende de rechten en vrijheden: 

  • om in titel II een nieuwe bepaling in te voegen die de personen met een handicap het genot van rechten en vrijheden moet waarborgen;
  • om een nieuw artikel in te voegen houdende het recht op veiligheid;
  • artikel 21, eerste lid, om de bescherming van de bedienaren der erediensten uit te breiden tot de afgevaardigden van de door de wet
    erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing, bedoeld in artikel 181, § 2;
  • artikel 22, om een rechtstreekse horizontale werking toe te kennen aan de regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens; momenteel hebben de regels betreffende de bescherming van
    persoonsgegevens krachtens de rechtspraak  van het Europees Hof voor de rechten van de mens, slechts een vertikale werking in de
    interne rechtsorde en zijn dus enkel van toepassing op de relatie burger-overheid. Het is dus van belang dat ze ook tussen burgers onderling van toepassing zijn (horizontale werking);

3° nieuwe bepalingen in titel III: 

  • met betrekking tot de dienstgewijze decentralisatie;
  • met het oog op het toelaten aan de gewesten een volksraadpleging in te voeren en te organiseren in de aangelegenheden waarvoor zij bevoegd zijn;

4° een nieuwe bepaling in titel IV om internationale rechtscolleges in de Grondwet op te nemen; 
5° een bepaling die moet toelaten de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof uit te breiden (artikel 142);
6° een bepaling die de wetgever moet toelaten bijkomende bevoegdheden toe te kennen aan het Rekenhof (artikel 180);
7° de artikelen 146, eerste zin, 151, §1, tweede zin, en §2, tweede lid, tweede zin, en artikel 161, teneinde de doeltreffendheid van de organisatie van het
gerecht te optimaliseren.

III. Via een derde reeks bepalingen wil de regering meerdere artikelen voor herziening vatbaar verklaren die verbonden zijn met een grondige hervorming van de politieke instellingen van ons land en die ook de instellingen wil aanpassen aan de federale staatsstructuur: 

1° de hervorming van het federaal bicameraal systeem maakt een herziening van de Grondwet noodzakelijk:
a) wat betreft de samenstelling van de Senaat (de artikelen 43, § 2, 67, 68, 70, 72 en 119);
b) wat betreft de bevoegdheden van de Senaat: 

  • artikel 75, derde lid; 
  • artikel 77 van de Grondwet, om het eerste lid, 3°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 10°, en tweede lid, te herzien, alsook om een nieuw lid toe te voegen betreffende de wetten inzake belasting in het geval dat een meerderheid in elke taalgroep vereist is; 
  • de artikelen 78, tweede en derde lid, 79, eerste lid, 80, tweede lid, en 81, tweede tot zesde lid; 
  • artikel 82, tweede lid, om het aan te passen aan de hervorming van de Senaat;
  • artikel 143, § 2, voor wat betreft de woorden 'de Senaat';
  • artikel 151, § 2, tweede lid, tweede volzin, om de woorden «de Senaat» te vervangen door de woorden 'de Kamer van Volksvertegenwoordigers';
  • artikel 167, § 2, tweede volzin, en titel IV, om een nieuw artikel in te voegen om de Senaat de bevoegdheid te geven inzake de instemming met gemengde verdragen en om het evocatierecht van de Kamer van
    Volksvertegenwoordigers en de betrokken Gemeenschaps- en Gewestparlementen in deze aangelegenheid te regelen.

c) wat betreft de Kamer van Volksvertegenwoordigers: 

  • door de invoeging van een nieuw artikel in titel III, hoofdstuk II, betreffende de eventuele aanvullende exclusieve bevoegdheden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers;
  • artikel 63, §§ 1 tot 3, om de samenstelling en de indeling van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers over de
    kieskringen aan te passen, en de mogelijkheid te creëren voor de instelling van een federale kieskring;
  • artikel 65 wat betreft de aanpassing van de termijn van vernieuwing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers aan die van de
    Gemeenschaps- en Gewestparlementen. 

d) om deze hervorming van het federaal bicameraal systeem te vervolmaken, kunnen andere bepalingen worden herzien: 

  • artikel 44, eerste lid, om de datum waarop de Kamers van rechtswege bijeenkomen te vervroegen;
  • artikel 45, om het aan te passen aan de hervorming van de Senaat;
  • artikel 46, vierde lid, om niet automatisch de ontbinding van de Senaat te verbinden met die van de Kamer van
    Volksvertegenwoordigers; 
  • artikel 49, door een tweede lid toe te voegen om te bepalen dat niemand tegelijk kandidaat kan zijn voor Kamer en Senaat; 
  • artikel 54, om een lid toe te voegen teneinde de procedure te specifiëren in het licht van de hervorming van de Senaat; 
  • artikel 56, om het onderzoeksrecht aan te passen aan de hervorming van de Senaat en artikel 100, tweede lid, tweede volzin, om
    het in overeenstemming te brengen met het aangepaste artikel 56; 
  • artikel 57 om het verzoekschriftenrecht aan te passen; 
  • artikel 64, eerste lid, 3°, en artikel 69, 3°, om de verkiesbaarheidsleeftijd te verlagen tot 18 jaar.

2° voorgesteld wordt om ook bepalingen met betrekking tot de verhouding tussen de federale overheid en de deelentiteiten aan te passen: 

  • artikel 118, § 2, en 123, § 2, om de constitutieve autonomie toe te kennen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de
    Duitstalige Gemeenschap met dien verstande evenwel dat, voor wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zij zal moeten uitgeoefend worden met een tweederdemeerderheid en een meerderheid binnen elke taalgroep;
  • artikel 117, om een lid toe te voegen dat niemand tegelijk kandidaat kan zijn voor de verkiezingen van het federale parlement en die van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen;

3° in het kader van de hervorming der instellingen wordt eveneens voorgesteld de artikelen 41, eerste lid, 162, en 170, §3, in herziening te stellen teneinde de efficiëntie van de lokale besturen te versterken.
4° ten slotte stelt de regering voor artikel 195 voor herziening vatbaar te verklaren om de procedure tot herziening van de grondwet te herzien.