14 jul 2004 12:00

Internationaal Protocol van Carthagena

België onderschrijft de internationale regels ter bescherming van het leefmilieu en de gezondheid bij het gebruik en de grensoverschrijdende verplaatsingen van GGO's

België onderschrijft de internationale regels ter bescherming van het leefmilieu en de gezondheid bij het gebruik en de grensoverschrijdende verplaatsingen van GGO's

Vandaag 14 juli 2004 treedt in België het internationaal Protocol van Carthagena in werking. Dit protocol van de Verenigde Naties, ondertekend op 29 januari 2000, legt de gemeenschappelijke regels vast voor de staten die het protocol onderschrijven. Deze staten willen de biodiversiteit en de gezondheid van de mens beschermen bij de overdracht, de behandeling en het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen (GGO's). Zij leggen de nadruk op de grensoverschrijdende verplaatsingen met al dan niet commerciële doelstellingen. Op die manier treedt België toe tot de groep van een honderdtal staten - waaronder vele ontwikkelingslanden en de meeste landen van de Europese Unie - die het protocol al hebben bekrachtigd. De belangrijkste uitvoerlanden van GGO's daarentegen, de Verenigde Staten, Canada, Australië of Argentinië, hebben de tekst nog altijd niet geratificeerd. De inwerkingtreding van het protocol is een versterking van de reglementaire bepalingen die in België van kracht zijn op het gebied van GGO's. Het protocol bekrachtigt de noodzaak om over een uitdrukkelijke toelating te beschikken voor men overgaat tot de invoer van GGO's bestemd om in het milieu te worden geïntroduceerd. Het zet ook een systeem op van informatie-uitwisseling op internationaal vlak op het gebied van bioveiligheid, en van internationale regels op het gebied van identificatie van GGO's. Wat is het Protocol van Carthagena? Het Protocol van Carthagena ter voorkoming van biotechnologische risico's ("Protocol over de bioveiligheid") is een multilateraal akkoord over het leefmilieu. Het vormt het eerste juridische instrument ter uitvoering van het Verdrag inzake de biologische diversiteit, in Rio ondertekend in 1992. Het voornaamste doel ervan is aan de landen die levende gemodificeerde organismen, ontstaan dankzij de moderne biotechnologie en gemeenzaam GGO's genoemd, invoeren, de gelegenheid en de capaciteit te geven om op wetenschappelijke basis een evaluatie te maken van de mogelijke risico's voor het leefmilieu en voor de gezondheid van de mens verbonden aan het gebruik van deze organismen. Zo kan men met kennis van zaken beslissen of men ze op het grondgebied invoert of niet. Bij gebrek aan wetenschappelijke zekerheid hebben de landen die hieraan deelnemen het recht om elk met redenen omkleed besluit te nemen (met inbegrip van het verbod tot invoer) om de mogelijke nadelige effecten te vermijden of tot een minimum te herleiden. Waarin is de rol van het protocol specifiek en essentieel? Het protocol erkent dat de moderne biotechnologie een aanzienlijk potentieel biedt. Ze moet wel worden ontwikkeld en gebruikt onder afdoende veiligheidsvoorwaarden voor het leefmilieu en voor de gezondheid van de mens. Men moet ook rekening houden met de bezorgdheid van het grote publiek op dit gebied. Deze bezorgdheid is onder meer gewettigd door de snelle ontwikkeling van de biotechnologie. Het protocol houdt er ook rekening mee dat heel wat landen slechts over beperkte middelen beschikken om het hoofd te bieden aan de gekende en potentiële risico's die GGO's inhouden. Daarom voorziet het protocol op basis van het voorzorgsbeginsel een aantal waarschuwingen. Het eist transparantie en uitwisseling van informatie te op het gebied van de grensoverschrijdende overbrengingen van GGO's. Het Protocol van Carthagena is het eerste juridisch dwingende instrument op internationaal niveau dat specifiek aspecten behandelt van de veiligheid van het milieu en van de gezondheid van de mens, verbonden aan het gebruik van GGO's. Wat zijn de sleutelelementen van het protocol? Wat de procedure betreft, is het « voorafgaand akkoord met kennis van zaken » het centrale element van het protocol. Het wordt toegepast bij de eerste grensoverschrijdende overbrenging van GGO's bestemd voor een rechtstreeks gebruik in het leefmilieu. De eerste invoer van zo'n GGO wordt onderworpen aan de toelating van het land van invoer, als antwoord op een kennisgeving die voorafgaandelijk door de uitvoerder wordt voorgelegd en die, onder andere, een voorafgaand verslag bevat met de wetenschappelijke evaluatie van de risicos voor de gezondheid en het leefmilieu. In de Unie wordt deze beschikking reeds gedekt door een communautaire regelgeving: men kan geen enkele GGO in de handel brengen zonder een voorafgaande toelating. Voor GGO's rechtstreeks bestemd voor de voeding van mensen of dieren of voor de verwerking (de agro-alimentaire grondstoffen), wordt een voorafgaande uitwisseling van informatie geëist, vóór de eerste grensoverschrijdende overbrenging. De uitwisseling van informatie vormt trouwens één van de hoekstenen van het Protocol van Carthagena. Dit zet immers een uitwisselingscentrum voor bioveiligheid op (BCH : Biosafety Clearing House) voor de verspreiding van wetenschappelijke, technische, ecologische en juridische informatie betreffende GGO's. Het BCH, waarvan het centrale portaal zich in Montreal bevindt, gebruikt voornamelijk het internet en zal op termijn functioneren als een gecoördineerd netwerk van internationale, regionale en nationale sites. In België wordt de nationale tak van het BCH verzekerd door de Dienst Biotechnologie en Bioveiligheid van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid. Het protocol eist adequate veiligheidsvoorwaarden voor de behandeling, de verpakking en het vervoer van GGO's. De identificatie van het materiaal dat GGO's bevat, vormt een essentieel element van deze procedures. Ten slotte is het protocol geenszins onderworpen aan de WTO-handelsakkoorden. Welke nieuwe maatregelen en acties in Europa en in België bevat het protocol? De Europese Unie loopt voor heel wat aspecten vooruit op het protocol. In die gevallen moeten de lidstaten van de Unie voor de uitvoering van het protocol op wetgevend vlak niks veranderen. De invoer en het op-de-markt-brengen van GGO's zijn immers al gereglementeerd binnen de Unie door de richtlijn inzake de doelbewuste introductie in het milieu en door een verordening inzake GGO's rechtstreeks bestemd voor de voeding. Recent werd dit regelgevend kader nog aangevuld door beschikkingen inzake traceerbaarheid en etikettering (gebaseerd op een geharmoniseerd eenduidig identificatiesysteem). De Europese Unie heeft daarentegen bijkomende beschikkingen moeten nemen voor de grensoverschrijdende overbrengingen van GGO's. Ze heeft een verordening aangenomen die de regels vastlegt waaraan de uitvoerders zich moeten houden. Deze verordening gaat echter op sommige punten verder dan het protocol, meer bepaald wanneer zij het uitdrukkelijke akkoord van het land van invoer eist niet alleen voor GGO's die in het milieu worden geïntroduceerd, maar ook voor GGO's die rechtstreeks voor de voeding bestemd zijn. In België vervolledigt de ratificering van het protocol de procedures die in ons land reeds werden opgezet op het vlak van de bioveiligheid. De uitvoering van het protocol omvat meer in het bijzonder de organisatie van bijkomende controles door de douane en bijkomende controles op het gebied van de administratieve behandeling van de uitvoerdossiers en van de vervoersvoorwaarden. Wat zijn de toekomstige uitdagingen van het protocol? In de komende jaren zal de voornaamste uitdaging erin bestaan zoveel mogelijk goedkeuringen te verzamelen, waaronder die van de landen die de voornaamste producenten en uitvoerders van GGO's zijn (Canada en China hebben hun voornemen laten kennen om het protocol te onderschrijven). Ontwikkelingssamenwerking is een ander belangrijk punt. Het protocol voorziet de ontwikkelingslanden te helpen om voldoende autonome capaciteit op te bouwen op het vlak van de bioveiligheid (juridische hulp voor de uitwerking van dwingende nationale wetgevingen in overeenstemming met het protocol; logistieke en technische hulp voor de ontwikkeling van het BCH; wetenschappelijke en technische hulp om expertise te verwerven in GGO-detectie, in evaluatie en beheer van risico's, .). België geeft financiële steun aan internationale initiatieven en heeft zelf ook een aantal projecten gelanceerd. Op sommige punten is het Protocol van Carthagena een onafgewerkt akkoord: - de exacte aard van de gegevens die moeten worden geleverd om de GGO's nauwkeurig te kunnen identificeren, wordt pas binnen een jaar vastgelegd; - men moet de internationale harmonisatie van sommige referentietechnieken en het thema van de GGO-drempels waarboven de identificatie verplicht wordt gesteld, nog bespreken; - het protocol voorziet ook de opstelling, binnen de vier volgende jaren, van internationale regels en procedures inzake «aansprakelijkheid en herstelling» voor de schade die voortvloeit uit grensoverschrijdende overbrengingen van GGO's; - het protocol behandelt ook de informatie en de deelname van het publiek inzake bioveiligheid en GGO's, evenals de impact van GGO's op socio-economisch vlak. Op deze terreinen moet men de toepassingsmodaliteiten nog verder uitwerken. Om het publiek beter te informeren over de GGO-problematiek, lanceert de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu binnenkort verscheidene initiatieven: de opening van een enig informatieportaal en een conferentie over de evolutie van het internationale, het Europese en het Belgische recht inzake GGO's in het komende najaar. Voor meer informatie over het Protocol van Carthagena Contactpersoon: mevrouw Lucette Flandroy tel.: 02 /210 45 00 E-mail: lucette.flandroy@health.fgov.be Meer informatie over de Belgische tak van het uitwisselingcentrum voor bioveiligheid (BCH) op http://www.biosafetyprotocol.be: Contactpersoon: de heer Didier Breyer tel.: 02 /642 52 93 / E-mail: dbreyer@sbb.ihe.be Dienst externe communicatie van de FOD: Kristel Fransen Tel: 02/214.43.02 / GSM : 0479 803 804 E-mail : kristel.fransen@health.fgov.be