14 jul 2004 14:00

Jaarlijkse statistieken betreffende het proefdiergebruik in België

Zoals elk jaar dienden de laboratoria die proeven op dieren uitvoeren, hun statistische gegevens van het voorbije jaar over te maken. Voor 2003 hebben alle 388 erkende laboratoria aan deze vraag voldaan en werden in totaal 676.564 dieren gebruikt. Het merendeel van deze dieren werd gebruikt in een tiental grote laboratoria. Het aantal proefdieren in 2003 vertoont een daling van 2,6 % t.o.v. 2002.
Knaagdieren en konijnen zijn veruit het meest vertegenwoordigd (93%), gevolgd door koudbloeddieren (vissen, reptielen en amfibieën) (4%) en vogels (2%). Specifieke diersoorten zoals honden, katten en apen vertegenwoordigen respectievelijk 0,15%, 0,01% en 0,04%.

Zoals elk jaar dienden de laboratoria die proeven op dieren uitvoeren, hun statistische gegevens van het voorbije jaar over te maken. Voor 2003 hebben alle 388 erkende laboratoria aan deze vraag voldaan en werden in totaal 676.564 dieren gebruikt. Het merendeel van deze dieren werd gebruikt in een tiental grote laboratoria. Het aantal proefdieren in 2003 vertoont een daling van 2,6 % t.o.v. 2002. Knaagdieren en konijnen zijn veruit het meest vertegenwoordigd (93%), gevolgd door koudbloeddieren (vissen, reptielen en amfibieën) (4%) en vogels (2%). Specifieke diersoorten zoals honden, katten en apen vertegenwoordigen respectievelijk 0,15%, 0,01% en 0,04%.

Gerealiseerde proeven Voor zuiver wetenschappelijk onderzoek werd 25% van het aantal dieren gebruikt. Proeven werden verder voornamelijk uitgevoerd bij onderzoek en ontwikkeling (39 % van het aantal) en anderzijds bij productie en kwaliteitscontrole (24 %) van producten en apparaten gebruikt in de humane en veterinaire geneeskunde. 98% van de testen met betrekking tot deze productie en kwaliteitscontrole is wettelijk vereist. Toxicologische en veiligheidsproeven werden uitgevoerd op 7% van de dieren waarvan 92% van de testen wettelijk zijn vereist. Het aantal dieren in veiligheidstesten gedurende 2003 (47.308) is licht gedaald in vergelijking met het jaar 2002 (52.084). Het merendeel van de toxicologische proeven gebeurt op het medische domein. Een beperkt aantal vissen (1366) werd gebruikt in het kader van registratie van pesticiden. Net zoals vorige jaren werd ook in 2003 geen enkel dier gebruikt voor de erkenning of registratie van cosmetische producten. Evolutie van het aantal dieren gebruikt voor proeven Analyse van de statistische tabellen sedert 1997 laat toe de trend te volgen in de evolutie van het aantal en de gebruikte soorten proefdieren. Zo kan een belangrijke vermindering van het aantal dieren worden vastgesteld tussen 1997 en 2000 (van 859.620 naar 651.504 dieren). Men kan eveneens opmerken dat sindsdien het aantal proefdieren vrij constant blijft. Het aantal gebruikte carnivoren en landbouwhuisdieren kent een gestadige daling. Bij de primaten is er een belangrijke daling merkbaar: in 2003 werden ca. 50% minder apen gebruikt dan het jaar voordien dankzij het in gebruik nemen van een alternatieve productiemethode voor de aanmaak van vaccin. De daling binnen bepaalde soorten in deze periode wordt deels gecompenseerd door het meergebruik van o.a. vogels en koudbloeddieren zoals vissen en amfibieën. Deze laatste soorten worden voornamelijk gebruikt in het onderzoek naar embryonale ontwikkeling, bloed- en spierziekten en de ziekte van Alzheimer. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu blijft de directeurs van de labo's en de proefleiders sensibiliseren omtrent alternatieve methodes die het aantal dieren kunnen doen afnemen. Dit gebeurt onder meer door deelname aan de verschillende ethische commissies die de onderzoeksprotocollen van de verschillende labo's evalueren. Zo werd in 2004 een KB gepubliceerd om het gebruik van levende muizen te verbieden voor de productie van monoklonale antilichamen. Eveneens in 2004 zal via een wijziging van KB de vereiste vorming worden gepreciseerd van het personeel dat tewerkgesteld is in de laboratoria. Dit besluit wordt in de nabije toekomst gepubliceerd. Een objectieve ethische evaluatie (matrix) werd op punt gezet en zal nog dit jaar verspreid worden naar alle laboratoria. Deze geharmoniseerde methode dient beschouwd als de te hanteren minimumvereiste voor alle ethische commissies. In het kader van de werkgroep van de Raad van Europa, die tot doel heeft de huisvestingsvoorwaarden van de labodieren te verbeteren, zullen de definitieve teksten hieromtrent op het einde van het dit jaar aangenomen worden. Contactpersoon: Bart Hoet 02/210.51.42.