Loopbaanonderbreking en tijdskrediet: bepalingen over de terugvordering van onverschuldigde bedragen
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Werk Kris Peeters een ontwerp van koninklijk besluit goed dat een aantal koninklijke besluiten over de stelsels van onderbreking van de beroepsloopbaan en van tijdskrediet wijzigt op het vlak van de terugvordering van onverschuldigde bedragen.
Het ontwerp brengt de reglementaire bepalingen over de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet in overeenstemming met een arrest van het Grondwettelijk Hof. Volgens dit arrest schendt de herstelwet van 22 januari 1985, dat sociale bepalingen omvat, de Grondwet in zoverre dat ze geen enkele bepaling bevat over de beperking van de terugvordering van de ten onrechte betaalde loopbaanonderbrekingsuitkeringen.
Het Grondwettelijk Hof werd verzocht de bepalingen van deze wet te vergelijken met artikel 169 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 dat de werkloosheidsreglementering omvat, dat meer bepaald de terugvordering van de werkloosheidsuitkeringen beperkt tot de 150 laatste dagen van de onverschuldigde toekenning, wanneer de werkloze bewijst dat hij te goeder trouw de uitkeringen ontvangen heeft waarop hij geen recht had. Om de reglementering over de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet af te stemmen op de reglementering over de werkloosheid, voert het ontwerp een maatregel in die identiek is aan diegene van het bovengenoemde artikel 169.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.