Wet op het politieambt: het gebruik van camera's door de politiediensten
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon een voorontwerp van wet goed over het gebruik van camera's door politiediensten.
In navolging van de algemene evolutie van de huidige samenleving, die steunt op moderne technologieën, moeten de politiediensten eveneens een beroep kunnen doen op de technische middelen die nodig zijn voor de uitoefening van hun opdrachten, of het nu om opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie gaat.
De camerawet van 2007 is van toepassing op het gebruik van camera's door de politiediensten in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke politie. Maar de praktijk en de opeenvolgende evaluaties van de wet tonen echter de moeilijkheden aan van de toepassing van deze wet op de specifieke noden van de politiediensten, in het bijzonder wat het gebruik van mobiele camera's betreft: al te beperkende gebruiksmogelijkheden in vergelijking met de exploitatiemogelijkheden, logge administratieve procedure, etc.
Het nieuwe voorontwerp van wet regelt dan ook het gebruik van vaste, tijdelijk vaste en mobiele camera's door de politiediensten voor het uitoefenen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, in de wet die al hun bevoegdheden inzake bestuurlijke politie regelt, namelijk de wet op het politieambt. Deze nieuwe regels sluiten dus de toepassing van de camerawet uit.
Aangezien de moderne videobewakingsmiddelen, waarvan de politiediensten in de toekomst gebruik kunnen maken voor hun opdrachten van bestuurlijke politie, onophoudelijk evolueren, voert het voorontwerp van wet een technologische neutrale bepaling in die op alle camera's betrekking heeft. Het principe bestaat dus in de mogelijkheid voor de politiediensten om deze camera's te gebruiken in het kader van de opdrachten van bestuurlijke politie. De camera's zullen een middel zijn om hen te helpen bij het uitoefenen van deze opdrachten.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de categorieën van plaatsen waarbij de voorkeur wordt gegeven aan de drie categorieën van plaatsen die in de camerawet zijn voorzien:
- in niet-besloten plaatsen zullen de politiediensten gebruik kunnen maken van vaste, tijdelijk vaste of mobiele camera's
-
in de voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen wordt een onderscheid gemaakt volgens het type camera:
- de mobiele camera's kunnen worden gebruikt voor de duur van de interventies
- de vaste en tijdelijk vaste camera's zullen enkel op bepaalde plaatsen kunnen worden gebruikt: luchthavens, stations, havenfaciliteiten en andere plaatsen die een bijzonder risico inhouden voor de veiligheid
- de tijdelijk vaste camera's kunnen gebruikt worden bij de gespecialiseerde beschermingsopdrachten van personen en dit tijdens de duur van de opdracht
- in niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen is enkel het gebruik van mobiele camera's voor de duur van een interventie mogelijk
Om deze camera's te kunnen gebruiken, zal de betrokken politiedienst een toestemming moeten vragen aan de gemeenteraad, de politieraad of de minister van Binnenlandse Zaken. Deze toestemming, van toepassing op zichtbare camera's, laat geen verborgen gebruik van camera's toe, uitgezonderd wanneer het zichtbaar gebruik het werk van de politie inefficiënt maakt of een risico vormt voor de fysieke integriteit van de leden van de politiediensten. Het nieuwe voorontwerp van wet omschrijft de situaties waarin het niet-zichtbare gebruik van camera’s in niet-besloten plaatsen en voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen mogelijk is.
Het voorontwerp van wet werd voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het wordt voor advies aan de Raad van State voorgelegd.
Voorontwerp van wet tot wijziging van de wet op het politieambt, en de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van camera's, om het gebruik van camera's door de politiediensten in het kader van de opdrachten van bestuurlijke politie te regelen