Retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Leefmilieu Zakia Khattabi een ontwerp van koninklijk besluit goed betreffende de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.
De belangrijkste wijziging betreft het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Hiermee wil men de jaarlijkse retributies en bijdragen gekoppeld aan de dossiers biociden, PIC, vrijstelling “defensie” en FLEGT verhogen.
Bepaalde aanpassingen aan het koninklijk besluit vereisen kleine wijzigingen in het koninklijk besluit van 4 april 2019 met betrekking tot het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, evenals in het koninklijk besluit van 9 december 2021 tot oprichting van een Comité voor advies inzake biociden. De jaarlijkse retributies en bijdragen worden betaald aan het Begrotingsfonds voor de Grondstoffen en de Producten (BFGP), dat bestaat uit vertegenwoordigers van de regering en van de privésector.
Volgens de planning treedt het ontwerp van koninklijk besluit in werking op 1 januari 2025, met uitzondering van de EU-retributies met betrekking tot biocidewerkzame stoffen, die van toepassing zullen zijn vanaf 1 januari 2026.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, het koninklijk besluit van 4 april 2019 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden en het koninklijk besluit van 9 december 2021 tot oprichting van een Comité voor advies inzake biociden