Optimalisering van de werking van de Federale Politieraad
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden een ontwerp van koninklijk besluit goed waarin een aantal voorstellen worden gedaan om de werking van de Federale Politieraad te optimaliseren.
Dit ontwerp van koninklijk besluit geeft gevolg aan de evaluatie van de verschillende adviesorganen na de hervorming van de politiediensten en aan de aanbevelingen die in het kader van de Staten-Generaal van de Politie (SEGPOL) werden gedaan.
De werking en de bevoegdheden van de Federale Politieraad moeten worden geoptimaliseerd zodat de Raad het orgaan wordt dat de strategische visie met betrekking tot de Geïntegreerde Politie bepaalt en evalueert op basis van de resultaten van de controle en monitoring, de werking en de organisatie van de Lokale en de Federale Politie, alsook inzake de nationale veiligheidsstrategie en het ruimere veiligheidsbeleid in coördinatie met de andere veiligheidspartners. Om ook niet-politionele vertegenwoordigers en andere veiligheidspartners te betrekken bij het uittekenen van het (politionele) veiligheidsbeleid en de evaluatie/aftoetsing ervan, wordt de mogelijkheid geboden om ad-hocconsultatiegroepen op te richten onder de leiding van de Federale Politieraad. Daarin kunnen naargelang het onderwerp een aantal vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, de academische wereld en de ondernemerswereld zetelen, alsook vertegenwoordigers van de FOD Binnenlandse Zaken en Justitie, vertegenwoordigers van de deelgebieden en voorzitters van articulerende formele adviesorganen.
Om de vertrouwelijkheid van de vergaderingen te bewaren en ervoor te zorgen dat de leden hun meningen/advies vrijuit kunnen delen, worden confidentialiteitsregels vastgelegd voor de participerende leden en diensten. Om de participatiegraad te verhogen zal meer worden gebruikgemaakt van de digitaliseringsmogelijkheden. Om rechtsgeldig te vergaderen blijft de vereiste dat minstens de helft van de leden aanwezig moet zijn met minstens één mandataris van de bestuurlijke overheid (een burgemeester) en één iemand vanuit de gerechtelijke overheid, hetzij de procureur-generaal, de federale procureur of de procureur des Konings.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.