PB-Volwaardig statuut zelfstandige ondernemer
Naar een volwaardig statuut voor de zelfstandige ondernemer. 2 februari 2004
Naar een volwaardig statuut voor de zelfstandige ondernemer. 2 februari 2004
1. de zelfstandige ondernemer vandaag Volgens de meest recente cijfers van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen waren er op 1 januari 2003 in België 541.391 zelfstandigen in hoofdberoep, 150.861 in bijberoep en 58.916 zelfstandigen die nog actief waren na hun pensioenleeftijd. Samen vormen zij het aantal van 751.168 zelfstandigen. Daarenboven zijn er nog 44.089 helpers of helpsters. Deze personen staan een zelfstandige bij of vervangen hem, zonder tegenover hem door een arbeidsovereenkomst verbonden te zijn en vallen eveneens onder toepassing van het sociaal statuut van de zelfstandigen. Zelfstandigen en help(st)ers samen vormen in België een groep van 795.257 personen. Dit maakt dat zelfstandigen in hoofdberoep en helpers samen bijna 20% van de totale Belgische beroepsbevolking vormen. Het belang van de zelfstandigen voor onze economie, onze welvaart en dus ons welzijn is evenwel een stuk groter dan die 15%. Los van het netto-aandeel dat zelfstandigen leveren aan ons Bruto Binnenlands Product, zijn de zelfstandigen een van de belangrijkste hefbomen van onze economie van vandaag en van de toekomst. Goeddraaiende zelfstandige activiteiten groeien immers uit tot kleine en grotere ondernemingen. Op de tweedaagse ministerraad van 16 en 17 januari 2004 gaf de gouverneur van de Nationale Bank van België duidelijk aan dat het die ondernemingen zijn die de ruggengraat zijn van de jobcreatie. Immers, de potentiële groei wordt in belangrijke mate bepaald door de kwantiteit en de kwaliteit van investeringen en de doeltreffendheid waarmee arbeid en kapitaal worden aangewend. De potentiële groei van zelfstandigen wordt overigens duidelijk gemaakt door cijfers: 83% van de ondernemingen telt momenteel minder dan 10 werknemers, 97% van de bedrijven telt minder dan 50 werknemers. Kortom, er ligt een groot potentieel van jobcreatie bij de zelfstandigen en ondernemingsleiders van kleine ondernemingen. 2. de zelfstandige ondernemer van morgen Gezien het belang van de zelfstandige als eigen werkgever en als toekomstige werkgever van anderen, is het cruciaal voor een land dat er zoveel mogelijk startende zelfstandigen zijn. In het aantal starters merken we evenwel bepaalde schommelingen. In 2003 waren er 380.000 startende ondernemers. Onder starters verstaan we eigenaars of managers van bedrijven die nog geen vier jaar oud zijn. In 1997 daalde het aantal starters met 2,3%, in 1998 steeg het aantal met 4,7%, in 1999 was er een daling van 16,1%, in 2000 en 2001 waren er 4,5% starters meer, in 2002 3% meer en in 2003 dus 3,9% meer. Daarmee deed België het beter dan Nederland (+3,6%) en Frankrijk (+2,0%). Hoewel de groei van het aantal starters in de periode 2000-2003 het een stuk beter deed dan in de periode 1997-1999, moeten we ons toch durven afvragen wat de overheid zou moeten doen om van deze goede groeicijfers, sterke groeicijfers te maken. Een interessant onderzoek (2003) toonde aan dat 30% van de jongeren tussen de 18 en de 25 jaar overweegt om een eigen zaak te beginnen. De redenen die de jongeren aanhalen zijn interessant. 77% wil een eigen onderneming opstarten om niet te moeten werken voor een baas. 57% overweegt het omwille van een hoger loon, 47% omwille van de uitdaging en 30% omwille van de grotere voldoening. Nog interessanter wellicht is het om te kijken naar de redenen waarom de jongeren uiteindelijk zouden kiezen om het niet te doen. De helft van de ondervraagde heeft schrik voor de risico's die ondernemen met zich meebrengt, 40% heeft het moeilijk met de nood aan kapitaal, 15% ziet op tegen de papierberg en 13% is bevreesd voor de mindere economische omstandigheden. Het is niet de bedoeling om in deze nota uit te wijden over de laatste drie redenen. Er is inmiddels op de tweedaagse ministerraad van 16 en 17 januari beslist tot het Starterfonds dat moet helpen bij het zoeken naar startkapitaal, en tot een sterke reductie van de administratieve lasten waaronder het sterk inkorten van de tijd die nodig is om een zelfstandige onderneming op te starten. Ook de economische vooruitzichten zijn volgens de gouverneur van de Nationale Bank voor het eerst in drie jaar positief en de economische groei zou in 2004 circa 2% bedragen. Met deze nota willen we wel stilstaan bij de voornaamste reden waarom jongeren uiteindelijk geen zelfstandige onderneming willen opstarten, namelijk de risico's. Er bestaat evenwel geen ondernemerschap zonder risico's. Meer nog, het risico is er een van de belangrijkste kenmerken van. Zelfstandige ondernemers moeten beschikken over een zekere durf, over een vorm van moed om te kunnen slagen. Ondernemers beschouwen overigens vaak het risico eerder als een uitdaging dan als een handicap. Toch is het belangrijk om bepaalde risico's tot een minimum te beperken, zeker als het sociale risico's betreffen. Zo is het economisch moeilijk houdbaar dat het gemiddeld inkomen van een zelfstandige een stuk lager ligt dan dat van een werknemer. Het is bovendien sociaal onaanvaardbaar dat 30% van de zelfstandigen onder de armoedegrens blijkt te leven. Zo moeten we blijven vaststellen dat, ondanks de inspanningen van de vorige regering, de uitkering voor zelfstandigen nog steeds 20% lager ligt dan die voor loontrekkenden. Wanneer daarenboven tot voor kort de meewerkende echtgenoot of echtgenote niet eens een eigen statuut had, dan valt het al beter te begrijpen waarom 50% van de ondervraagde jongeren sterk twijfelt om een eigen onderneming te starten. Dat is de reden waarom het sociaal statuut van de zelfstandige van deze regering, net zoals van de vorige regering, een prioriteit is. 3. het verbeterd sociaal statuut tijdens de vorige regering Tijdens de vorige regering (1999-2003) werden reeds een pakket aan maatregelen genomen om het sociaal statuut van de zelfstandige te verbeteren. Zo werd het minimumpensioen, in twee stappen, met 10% verhoogd. Als we de indexeringen meetellen, ligt dit bedrag 17% hoger dan vier jaar geleden. Voor het gezinspensioen betekent dit een verhoging van 1500 euro per jaar. Wie vervroegt op pensioen gaat en op dat ogenblik een volledige loopbaan kan aantonen, verliest niet langer 5% per vervroegd jaar. Bovendien is het mogelijk om tot 50% meer bij te verdienen. Daarnaast zijn ook de kinderbijslagen verhoogd met 180 euro per jaar. De ziekte-uitkeringen worden nu betaald na één maand ziekte en niet na drie maanden zoals dat in het verleden het geval was. De uitkering zelf werd opgetrokken tot het niveau van het leefloon, waar dat voor kort slechts 67% van het leefloon was. De uitkering bij invaliditeit werd verhoogd met 14% en de uitkering bij moederschap werd verdubbeld. Ook werd de faillissementsverzekering sterk versoepeld en wordt voor wie met een faillissement te kampen heeft, een uitkering voorzien van zes maanden, waar dat voorheen slechts twee maanden was. Na 30 jaar van strijd is er sinds 1 januari 2003 eindelijk een eigen statuut voor de meewerkende echtgenote of echtgenoot. 120.000 meewerkende echtgenotes of echtgenoten die tot voor kort zonder statuut en bescherming zaten, kunnen nu meegenieten van een ziekte-uitkering, pensioenrechten en fiscale voordelen. Ondanks het feit dat dit belangrijke pakket aan sociale maatregelen voor zeer veel zelfstandigen een grote vooruitgang betekende, waren zowel de regeringspartners als de sociale organisaties het erover eens dat deze verbetering samen nog geen volwaardig sociaal statuut voor de zelfstandige maakten. Dit engagement werd wel genomen door de huidige regering. 4. het volwaardig sociaal statuut van de zelfstandige In uitvoering van het regeerakkoord werd besloten om een Ronde Tafelconferentie van de zelfstandigen te organiseren. Deze Conferentie heeft als doel om in overleg tussen de regering en de representatieve organisaties op een structurele manier het sociaal statuut van de zelfstandigen uit te werken. De Conferentie kwam op 6 november 2003 voor het eerst samen. Inmiddels werden reeds een aantal voorstellen gedaan. Op de tweedaagse ministerraad "Objectief 200.000" van 16 en 17 januari 2003 heeft de regering omtrent drie cruciale elementen van het sociaal statuut van de zelfstandigen concrete maatregelen genomen. Deze maatregelen zijn in een concreet meerjarenplan uitgewerkt. Hierbij werd ook de financiering van deze maatregelen in een financieel meerjarenplan omgezet. De uitgebreide tabellen hiervan vindt u als bijlage. De drie cruciale elementen waarvan sprake zijn: de integratie van de zogenaamde kleine risico's, het optrekken van de pensioenen en de verhoging van de uitkeringen in het geval van invaliditeit of arbeidsongeschiktheid. I. de integratie van de kleine risico's Tot op vandaag verlenen de sociale bijdragen die door zelfstandigen voor de verplichte verzekering inzake de gezondheidszorg worden gestort, hen geen enkel recht op de terug betaling van de zogenaamde kleine risico's. Nochtans is het begrip "klein risico" achterhaald. Zo kan iemand die met een kleine, maar bijvoorbeeld chronische, ziekte te maken heeft, toch op een zeer ernstige manier inkomsten derven. In bepaalde gevallen kan dit zelfs leiden tot een faillissement. Om die reden betalen heel wat zelfstandigen vandaag voor een extra individuele verzekering "kleine risico's". Reeds 69% van de zelfstandigen doet deze extra kost via een vrije verzekering van een van de ziekenfondsen, terwijl 11% anderen via het algemeen stelsel van loontrekkenden gedekt zijn. Daarbij moet worden vermeld dat inzake de hoogte van de premies tussen de ziekenfondsen belangrijke verschillen zijn en dat ouderen en gepensioneerden vandaag de hoogste premies betalen. Het plan van de regering voorziet de integratie van de kleine risico's (dekking aan 100%) in de verplichte verzekering van de zelfstandigen vanaf 1 juli 2006; deze datum wordt weerhouden om redenen van technische haalbaarheid. Dit plan integreert eveneens de maximumfactuur (MAF) en de terugbetaling aan voorkeurtarief voor de WIGW. Deze volledige integratie vertegenwoordigt 209,44 miljoen euro in 2006 en 437,71 miljoen euro in 2007. De aanpassing, uit bekommernis voor vereenvoudiging voor de verzekerden, van de aansluitingsregels der begunstigden en van de verdeling van de lasten tussen stelsels van sociale zekerheid zal voor elk stelsel op een budgettaire neutrale manier worden verwezenlijkt. De bedragen, namelijk 87 miljoen euro in 2006 en 182 miljoen in 2007, worden vermeld bij wijze van aanwijzing en zullen achteraf op basis van een duidelijke objectivering dienen te worden nagezien. II. het optrekken van de pensioenen Zoals reeds gesteld is het onaanvaardbaar dat zelfstandigen omwille van hun beperkte pensioen onder de armoedegrens moeten leven. Hoewel omwille van de reeds aangekaarte risicofactor van ondernemen het zelfstandigenpensioen steeds zal verschillen van dat van de loontrekkende, is vandaag de kloof tussen beide te groot. Het minimumpensioen zal vanaf 1 september 2004 voor een volledige loopbaan met gemiddeld 30 ? per maand verhoogd worden. Dit is evenwel een de eerste stap. Over vier jaar moet de verhoging 120 ? bedragen. Voor de verhoging van de minimumpensioenen trekt de regering een bedrag uit van 15,57 miljoen euro in 2004, 55,29 miljoen euro in 2005, 109,0 miljoen euro in 2006 en 162,71 miljoen euro in 2007. Naast de inspanning van de regering, wordt ook een solidaire inspanning gevraagd van de zelfstandigen. Dit moet gebeuren onder de vorm van een kapitalisatiesysteem, ook wel de eerste pijler bis genoemd. Daarenboven zal het beleid van de selectieve welvaartaanpassingen worden voortgezet. Het bedrag van de pensioenen wordt vanaf 2006 voor bepaalde categorieën van gepensioneerde zelfstandigen aan het welzijn aangepast. III. verhoging van uitkeringen voor invaliditeit en arbeidsongeschiktheid We zijn de laatste jaren geconfronteerd geworden met schrijnende gevallen van zelfstandigen die door invaliditeit of primaire arbeidsongeschiktheid op de rand van een menswaardige situatie moesten leven. Ook dit is voor de regering opnieuw moreel onaanvaardbaar. Het is op dit ogenblik zo dat deze uitkeringen forfaitair worden gestort. Bovendien kan het verschil met een loontrekkende variëren van 20% tot 96%. Daarom heeft de regering beslist om 15,65 miljoen euro in 2006 en 29,35 miljoen euro in 2007 uit te trekken om de bedragen van de uitkeringen die aan invalide zelfstandigen worden gestort, te verhogen. De vorige regering had reeds de minimumuitkeringen voor primaire ongeschiktheid verhoogd tot hetzelfde niveau als het leefloon. Een meerjarenplan zal het daadwerkelijk gebruik van deze bedragen bepalen, ofwel inzake minima, koppeling aan het welzijn, ofwel inzake versterking van het verzekeringskarakter der uitkeringen. 5. de financiering van het volwaardige sociaal statuut De financiering van het sociaal statuut van de zelfstandige wordt geleidelijk opgebouwd. Zo zal in 2004 de overheid een bijkomende inspanning leveren van 15,57 miljoen euro en wordt dit jaar van de zelfstandigen geen bijdrage verwacht. Tegen 2007 zullen de volgende verbeteringen zijn aangebracht: - Elke zelfstandige krijgt 100% dekking tegen de kleine risico's. Daarnaast gelden de maximumfactuur en de voorkeursbehandeling voor WIGW's ook voor zelfstandigen. De zelfstandigen krijgen hiervoor 121,11 miljoen euro per jaar.. - Het minimumpensioen zijn opgetrokken met 120 euro per maand. Daarnaast is er ruimte voor selectieve welvaartsaanpassingen. Dit is een jaarlijkse verhoging van 170,71 miljoen euro. - De uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid nemen toe met 29,35 euro per jaar. - Er is de opbouw van een gekapitaliseerde en fiscaal aftrekbare 1ste pijler bis voor 115,70 miljoen euro. Dit maakt dat met al deze maatregelen (plus het saldo van het stelsel in 2007 van 4,86 miljoen euro) de zelfstandigen voor het sociaal statuut in 2007 441,73 miljoen euro meer krijgen. Van die 441,73 miljoen euro in 2007 zal de overheid netto 262,44miljoen euro bijdragen, van de zelfstandigen zal dat een inspanning vragen van 179,29 miljoen euro. Het totaal aan uitgaven wordt als volgt geraamd: 15,57 miljoen euro in 2004 55,29 miljoen euro in 2005 426,20 miljoen euro in 2006 819,84 miljoen euro in 2007 De overheid draagt bij door: - de verhoging van de alternatieve financiering (regeerakkoord) - de vervanging op termijn van de voorafname op de reserves van de mutualiteiten - de fiscale minwaarde tegenover de verhoogde premies. Daarnaast heeft de regering maatregelen genomen om het structureel tekort van het sociaal statuut van de zelfstandigen aan te zuiveren en over het evenwicht voor de toekomst te waken. De zelfstandige draagt bij door: - meerbijdrage om 100% dekking te geven aan de kleine risico's (fiscaal aftrekbaar) - vennootschapsbelasting (fiscaal aftrekbaar) - sociale bijdragen (fiscaal aftrekbaar) - bijdrage 1ste pijler bis. (fiscaal aftrekbaar) Tot slot geven we nog enkele verduidelijkingen omtrent de 1ste pijler bis. Bestendigheid van de pensioensystemen vergt pensioenen die opgebouwd zijn door zich te baseren op de twee systemen die gebruikelijk worden aangewend terwijl hun aanvullend karakter wordt versterkt: het gaat er om een kapitalisatiestelsel aan het repartitiestelsel of wettelijk systeem te koppelen, met een systeem van verplichte kapitalisatie waarbij elke zelfstandige zijn eigen aanvullend pensioen opbouwt. Deze 1ste pijler bis zal op termijn het verschil bijpassen tussen het tegen 2007 verbeterde wettelijk repartitiepensioen en het pensioen gelijk aan het werknemerspensioen. Via dit systeem van individuele verplichte kapitalisatie, dat bovendien solidariteitselementen inhoudt, stelt men de zelfstandige in staat om een stevige persoonlijke pensioenzuil op te bouwen. Anderzijds, kan hij parallel een 2de pijler, beter bekend onder de naam vrij aanvullend pensioen, opbouwen. Het ingevoerde systeem (1ste pijler bis) is er een van verplichte individuele kapitalisatie, ten voordele van de zelfstandige, gefinancierd door de betaling van de kwartaalbijdragen die samengesteld zijn uit 1 % van de beroepsinkomsten die als basis dienen voor de berekening van de wettelijke bijdragen. Dit percentage zal worden verhoogd volgens een kalender die na bespreking binnen de Ronde tafel bepaald zal dienen te worden. Dit wordt tevens gekoppeld aan een verhoging van het percentage en/of het plafond van het vrij aanvullend pensioen. Het systeem zal op 1 juli 2006 van kracht zijn. Een geleidelijke inwerkingstelling, waarvan de modaliteiten door de regering op basis van de werkzaamheden binnen de ronde tafel der zelfstandigen zullen worden bepaald, is voorzien. De bijdragen worden ontvangen door het sociaal verzekeringsfonds van de zelfstandige, gelijktijdig met de bijdragen die het verdelingssysteem financieren. Ze worden vervolgens overgemaakt aan een pensioeninstelling die door de zelfstandige wordt gekozen die een kapitaal samenstelt, uitbetaald in de vorm van een (omkeerbare) rente ten vroegste op de wettelijke pensioenleeftijd. Het systeem wordt vergezeld van een solidariteitsluik om te het pensioenrecht in bepaalde bijzondere gevallen te garanderen. Dit solidariteitsluik zal gefinancierd worden door een voorafname op de bijdragen, volgens nog te bepalen modaliteiten. Aangezien het een verplicht systeem betreft, zal de overheid waken over de invoering van een kader dat zekerheid biedt, om zo de doorzichtigheid van de voorziening te verzekeren en een minimale opbrengst met het oog op de geïnvesteerde kapitalen te garanderen. 6. besluit Na drie maanden van intensief vergaderen van de Ronde Tafelconferentie van de zelfstandigen zijn rondom het sociaal statuut van de zelfstandigen verschillende voorstellen gekomen. De regering heeft op de tweedaagse ministerraad van 16 en 17 januari 2004 rond cruciale elementen van het sociaal statuut knopen doorgehakt. Er is een meerjarenplan goedgekeurd waarbij de kosten van de bijkomende voorzieningen voor zelfstandigen grotendeels worden gefinancierd door de overheid. Daarnaast wordt van de zelfstandigen eveneens een bijdrage verwacht. Het sociaal statuut van de zelfstandigen is decennia lang stiefmoederlijk behandeld. Door de maatregelen van de vorige regering zijn verschillende aberraties reeds weggewerkt. De huidige regering voorziet nu in de integratie van de kleine risico's, in het uitbreiden van de pensioenen en in het verhogen van de uitkeringen in het geval van invaliditeit en arbeidsongeschiktheid. Door deze maatregelen worden de risico's van het zelfstandig ondernemen op sociaal vlak sterk ingeperkt. Risico's blijven, maar worden tot een aanvaardbaar minimum beperkt. Door deze maatregelen wil de regering ontoelaatbare situaties zoals bijvoorbeeld het moeten leven onder de armoedegrens voor zelfstandigen zo goed als onmogelijk maken. Met het sterk opgewaardeerde sociaal statuut van de zelfstandigen wil de regering eveneens meer ondernemingsgezinde mensen aanzetten om effectief een zelfstandige onderneming op te starten. De zelfstandigen zijn immers de basis van de economische groei en dragen als eigen werkgever en toekomstig werkgever van anderen bij tot een groot potentieel van jobcreatie. Als bijlage vindt u 9 bladzijden tabellen van het financieel meerjarenplan voor het statuut van de zelfstandigen voor 2004-2008.