13 feb 2007 14:26

Persbericht

De regering heeft gevolg gegeven aan de resolutie van de Senaat van 13 februari 2003 waarin zij verzocht werd het SOMA een wetenschappelijke studie toe te vertrouwen betreffende de vaststelling van eventuele feiten en verantwoordelijkheden van Belgische overheden bij de deportatie en de vervolging van Belgische joden tijdens de Tweede Wereldoorlog (doc. Senaat nr. 2 -1311 /4).

De regering heeft gevolg gegeven aan de resolutie van de Senaat van 13 februari 2003 waarin zij verzocht werd het SOMA een wetenschappelijke studie toe te vertrouwen betreffende de vaststelling van eventuele feiten en verantwoordelijkheden van Belgische overheden bij de deportatie en de vervolging van Belgische joden tijdens de Tweede Wereldoorlog (doc. Senaat nr. 2 -1311 /4).

De regering heeft gevolg gegeven aan de resolutie van de Senaat van 13 februari 2003 waarin zij verzocht werd het SOMA een wetenschappelijke studie toe te vertrouwen betreffende de vaststelling van eventuele feiten en verantwoordelijkheden van Belgische overheden bij de deportatie en de vervolging van Belgische joden tijdens de Tweede Wereldoorlog (doc. Senaat nr. 2 -1311 /4). Overeenkomstig deze resolutie dient de Senaat de conclusies van dit onderzoek te onderzoeken. De Eerste Minister heeft zich duidelijk uitgesproken over deze problematiek in zijn toespraak van 6 oktober 2002 te Mechelen, ter gelegenheid van de Dag van de Joodse Martelaar van België en van de zestigste verjaardag van de deportatie van de Joden van België. Het was trouwens de eerste keer dat de regering, in naam van de Belgische Staat, zo duidelijk een standpunt heeft ingenomen over die problematiek en heeft toegegeven dat ook de overheid tijdens de oorlog fouten heeft gemaakt. In die toespraak bracht de regering hulde aan een aantal medeburgers, overheidsdiensten en prominenten die de joodse gemeenschap geholpen hebben om aan haar vervolgers te ontkomen: "Ik wil in het bijzonder de Brusselse burgemeesters huldigen, die geweigerd hebben de gele sterren uit te delen. Mijn hulde gaat ook naar hen die, in de ministeries, het initiatief hebben genomen de nazi-bezetter niet te gehoorzamen. Bij die hulde wil ik eveneens het spoorwegpersoneel betrekken dat niet kon aanvaarden met Belgische treinen alle leden van een weerloos volk naar een noodlottige bestemming te moeten brengen. Ook denk ik aan het postpersoneel dat honderden, misschien wel duizenden brieven met verklikkingen heeft onderschept. Ook aan die politieagenten en rijkswachters die geweigerd hebben om deel te nemen aan de razzia's en arrestaties. Ten slotte ook aan die medeburgers die, ondanks de druk die werd uitgeoefend, niet wilden collaboreren. Wij zijn terecht trots op een dergelijke voorbeeldige houding. Laat ons echter wel beseffen dat dit niet de houding van heel België noch van alle Belgische gemeenten was. Helaas waren er in België heel wat personen, ook bij de overheid, die gecollaboreerd hebben. Wij moeten de moed hebben dat te zeggen, te erkennen en te aanvaarden." (vertaling). Dankzij dit voorbeeldige gedrag kon iets meer dan de helft van de joodse gemeenschap van België gered worden. Helaas werden ongeveer 25.000 van de 56.000 in België wonende joden naar Auschwitz gedeporteerd. Slechts 1.200 onder hen overleefden Auschwitz! Op 16 maart 2005 verklaarde de Eerste Minister, in Jeruzalem, bij de opening van het nieuwe museum van Yad Vashem: « Twee jaar geleden bracht ik het aandeel van de verantwoordelijkheid van ons land in herinnering door het vernoemen van de rol die sommige Belgische ambtenaren en administraties in deze tragedie hebben gespeeld. Ik wil deze verontschuldigingen vandaag herhalen. » Op 15 november 2005, werd België opgenomen als volwaardig lid van een actiegroep over de Shoah, de "Task Force for International Cooperation on Holocaust Education, Remembrance and Research" Dit lidmaatschap vormt een erkenning voor de inspanningen die de federale regering en de regeringen van de Gemeenschappen hebben geleverd om de herinnering aan de Shoah levendig te houden. 27 januari is voortaan de officiële herdenkingsdag van de Holocaust in België. Op 7 mei 2006 vond in het Belgische paviljoen in Auschwitz de heropening plaats van het nieuwe museum opgedragen aan de 25.000 Joden en Zigeuners die gedurende de Tweede Wereldoorlog vanuit België naar Auschwitz werden gedeporteerd. Het Belgische paviljoen en dit nieuwe museum werden gerenoveerd op initiatief van de regering, met de steun van de Stichting van het Jodendom van België. De Stichting van het Jodendom van België werd ingesteld in het kader van de wet van 20 december 2001 betreffende de schadeloosstelling van de leden van de Joodse Gemeenschap van België voor hun goederen die werden geplunderd of achtergelaten tijdens de oorlog 1940-1945. De Stichting werd opgericht en erkend als zijnde van openbaar nut bij koninklijk besluit (cf. statuten in bijlage – van het Belgisch Staatsblad van 30 juli 2004 ). De Stichting heeft als opdracht projecten te subsidiëren die onder meer betrekking hebben op de herinnering van de Shoah, de solidariteit en de steun aan de joodse slachtoffers van de Shoah. Eind 2007 zal de Commissie Buysse, in uitvoering van voormelde wet van 20 december 2001, alle schadeloosstellingsdossiers hebben onderzocht. Op 31 december 2006 was reeds 88% van de 5640 aanvragen afgehandeld. Deze aanvragen stemmen overeen met meer dan 6000 spoliatiedossiers. Op 31 december 2006 waren 4696 spoliatiedossiers afgehandeld. Voor 4140 van die dossiers was de beslissing positief. In de loop van het 1ste kwartaal van 2008 zal het saldo van de bedragen die niet individueel konden worden teruggegeven, worden overgemaakt aan voornoemde Stichting, overeenkomstig de wet van 20 december 2001. Tenslotte heeft de wet van 11 april 2003, die voorzag in nieuwe maatregelen ten gunste van de oorlogsslachtoffers, de joodse slachtoffers (gedeporteerden, wezen als gevolg van de deportatie, verborgen kinderen en volwassenen) erkend die op 10 mei 1940 de Belgische nationaliteit niet hadden, maar die na die datum hebben verworven en die op 1 januari 2003 nog steeds hadden.