17 nov 2006 16:00

Telewerk in de federale overheidsdiensten

Telewerk is voortaan mogelijk in de federale overheidsdiensten - tweede lezing

Telewerk is voortaan mogelijk in de federale overheidsdiensten - tweede lezing

De ministerraad keurde in tweede lezing een ontwerp van koninklijk besluit goed dat telewerk in de federale overheidsdiensten invoert. Het werd aangepast aan het advies van de Raad van State. Het ontwerp, dat een voorstel is van minister van Ambtenarenzaken Christian Dupont, licht de voorwaarden van het telewerk in de overheidsdiensten toe en moedigt deze vorm van arbeidsorganisatie aan. Dankzij telewerk kan de overheid moderniseren en de personeelsleden helpen hun beroepsleven en hun sociaal leven op elkaar af te stemmen. Om het beste uit de informatiemaatschappij te halen, moet telewerk worden aangemoedigd. Zo kan de overheid flexibiliteit en veiligheid combineren, de kwaliteit van de banen verbeteren en personen met een handicap meer kansen op de arbeidsmarkt geven. De belangrijkste voorwaarden voor telewerk zijn: - men kan telewerk doen in zijn woonplaats of op een andere plaats die men verkiest; - telewerk is mogelijk tot 3/5e van de werktijd; - telewerk is vrijwillig voor de telewerker en de werkgever; - De rechten en plichten die van toepassing zijn op de personeelsleden die in de kantoren van de werkgever werken, gelden ook voor de telewerkers. Het gaat om bijvoorbeeld de werklast, het recht op opleiding, de loopbaanmogelijkheden, de regels over verloven en afwezigheden; - telewerk opent geen recht op een vergoeding of premie; - De werkgever levert de uitrusting, installeert en onderhoudt ze. Hij of zij neemt de kosten voor de aansluiting en de verbinding ten laste; - De werkgever stelt met de telewerker een overeenkomst op, die volgende zaken regelt: de plaats, de dagen, de uren waarop de telewerker bereikbaar is, de voorwaarden voor de tenlasteneming van de kosten, de duur van de overeenkomst.... Deze maatregelen gelden in alle Federale Overheidsdiensten (FOD) en Programmatorische Overheidsdiensten (POD), het Ministerie van Defensie en de Instellingen van Openbaar Nut (ION).