06 okt 2003 16:00

Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt-Opening IGC-20031004

Tussenkomst van Eerste Minister Guy Verhofstadt bij de opening van de intergouvernmentele Conferentie. Rome, 4 oktober 2004

Tussenkomst van Eerste Minister Guy Verhofstadt bij de opening van de intergouvernmentele Conferentie. Rome, 4 oktober 2004

Mijnheer de Voorzitter, Geachte Collega's, In Thessaloniki was mij de zeer positieve reactie opgevallen van zowat alle leden van de Europese Raad op het eindresultaat van de Conventie. Ik vertrok dan ook uit Thessaloniki vol vertrouwen dat we voor het einde van het jaar binnen de IGC een akkoord zouden bereiken over een grondwet die grotendeels overeen komt met de Conventietekst. Sinds Thessaloniki heb ik evenwel met groeiende verontrusting gezien hoe de standpunten van de lidstaten uit elkaar groeiden. Ik ben dan ook naar Rome gekomen met het schrikbeeld voor ogen dat het resultaat van de Conventie wel eens volledig ontrafeld zou kunnen worden; dat alles zou worden opengegooid en dat we helemaal opnieuw zouden moeten beginnen, van voor af aan, alsof er nooit een Conventie had plaats gevonden. Dat, Collega's, zou een historische vergissing zijn. Wij starten vandaag immers geen traditionele IGC, zoals Amsterdam of Nice. Wij starten vandaag een IGC die kan terugvallen op een basisdocument, de tekst van de Conventie. Die Conventie beschikte over een zeer sterke legitimiteit. Zij haalde die legitimiteit in de eerste plaats uit haar samenstelling: vertegenwoordigers van regeringen, nationale parlementen, Europees Parlement, de Commissie. Zij haalde die legitimiteit ook uit de volledige openheid en transparantie waarmee zij zestien maanden lang gewerkt heeft. Zij haalde haar legitimiteit, ten slotte, uit het resultaat dat ze heeft voorgelegd. De Conventie had zich kunnen beperken tot het opsommen van een aantal opties. Zij is verder gegaan. Zij heeft al die opties, al die alternatieven die nu ook weer opgeld maken, in totaal meer dan vijf duizend amendementen, grondig besproken. En zij is er in geslaagd een enkel ontwerp van grondwet voor te leggen waarover binnen de Conventie nagenoeg volledige consensus werd bereikt. Met andere woorden, de Conventie slaagde erin de tegenstellingen tussen nationale belangen te overstijgen en een Europese meerwaarde te creëren. Deze legitimiteit moet gevolgen hebben voor de IGC. Als we willen vermijden dat het resultaat van de Conventie volledig onderuit wordt gehaald, zullen we onszelf in onze werkmethode, in onze aanpak, een zekere discipline moeten opleggen. Ik zou daarover vier bemerkingen willen maken. In de eerste plaats moeten we de politieke legitimiteit van de Conventie respecteren. Een tekst waarover ministers en parlementsleden een akkoord hebben bereikt, kan niet door ambtenaren of diplomaten ongedaan worden gemaakt. Wij steunen dan ook het Voorzitterschap in de stelling dat er tijdens deze IGC geen ruimte kan zijn voor werkgroepen allerhande. De knelpunten die nog bestaan, zijn geen technische knelpunten, het zijn politieke knelpunten. Het is dan ook aan ons, die politieke verantwoordelijkheid dragen, om deze knopen door te hakken. Ten tweede moeten we proberen de agenda te beperken. Uiteraard heeft elke lidstaat een aantal bedenkingen en suggesties die voor hen van wezenlijk belang zijn. En ik ontken uiteraard niet dat de tekst op een aantal punten verduidelijkt en aangevuld kan worden. Maar als elke lidstaat een aantal onderwerpen opnieuw ter bespreking wil voorleggen, dan zullen we net dat bereiken wat we allemaal willen vermijden, namelijk dat de Conventietekst helemaal wordt opengebroken. Ten derde moet de tekst van de Conventie het uitgangspunt voor onze discussies blijven. Indien er over bepaalde amendementen binnen de IGC een consensus bestaat, dan moeten die amendementen uiteraard worden opgenomen in de tekst. Maar indien er over die voorstellen geen consensus bestaat, dan moeten we de tekst van de Conventie maximaal behouden. Dit is de enige methode om het Conventieresultaat te vrijwaren. Tot slot moeten we ook rekening houden met onze kalender. Over minder dan zeven maanden zal de Unie vijfentwintig leden tellen. Het was de opdracht voor de Conventie om de Unie ook na de uitbreiding efficiënt, transparant en democratisch te laten werken. Dat is vanaf vandaag ook onze opdracht en verantwoordelijkheid. Om dat doel te bereiken is een strakke werkmethode van groot belang. Indien wij ons nu verliezen in maanden- of jarenlange onderhandelingen, dan dreigt de Unie stil te vallen, met gevolgen die we vandaag niet kunnen overzien. Daarom steunen wij het Voorzitterschap niet alleen inzake de methode die zij voorstelt, maar ook in de vaste wil om voor het einde van het jaar onze werkzaamheden af te ronden. Alleen dan kunnen wij, in juni van volgend jaar, een volledige grondwet voorleggen aan de kiezer. Mijnheer de Voorzitter, Beste Collegas, Het Europese belang is meer dan de optelsom van de nationale belangen. Tijdens vorige Intergouvernementele Conferenties waren wij al te vaak de gevangene van een of ander nationaal belang. De tijdsgeest bij internatioanle onderhandelingen lijkt meer en meer de egocentristische vraag te zijn: whats in it for me? Kan het dan verwonderen dat het resultaat vaak niet meer was dan de kleinste gemene deler? Laten we het deze keer anders doen. Laten we er voor zorgen dat we niet gegijzeld worden door een confrontatie tussen grotere en kleinere lidstaten, of tussen oude en nieuwe lidstaten. Maar laten we op de eerste plaats het algemeen Europese belang voor ogen houden. Laten we beslissingen nemen zoals die, vijftig jaar geleden, door mensen als Monnet, Schumann of De Gaspieri werden genomen. Laten we met zijn vijfentwintigen de stichtende leden, de founding fathers, worden van een nieuwe Europese Unie, een Unie die zijn kracht put uit haar eigen, ambitieuze grondwet.