19 apr 2005 19:15

Toespraak Verhofstadt - coördinatiecomité Joodse organisaties

Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt op het diner van het coördinatiecomité van de Joodse organisaties in België.

Egmontpaleis, 14 april 2005.

Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt op het diner van het coördinatiecomité van de Joodse organisaties in België. Egmontpaleis, 14 april 2005.

Mijnheer de voorzitter, Dames en heren, De locatie voor deze bijeenkomst rond het thema «multiculturaliteit, burgerschap en traditie» is symbolisch goed gekozen. Lamoraal Graaf van Egmont was in de 16de eeuw een bekend generaal en staatsman. In 1559 werd Egmont door Filips II benoemd tot stadhouder van Vlaanderen en Artesië. In volle Contrareformatietijd verzette hij zich evenwel samen met Graaf Hoorn en Willem van Oranje, tegen de inquisitiepolitiek van dezelfde Filips II. Vanuit zijn functie als stadhouder vertrok Egmont zelfs naar Spanje om bij de koning te pleiten voor een meer verdraagzame politiek ten aanzien van de protestanten en de joden in de Nederlanden. Tevergeefs, zoals u weet. Want na de Beeldenstorm van 1566 stuurde de Spaanse koning Hertog Alva om orde op zaken te stellen. Willem van Oranje vluchtte naar Nederland, net zoals overigens bijna alle Protestanten en joden. De katholieke graven Egmont en Hoorn besloten niet te vluchten. Zij werden door de fanatieke Alva als afvalligen ter dood veroordeeld. De geschiedenis van Egmont mag dan vandaag een eerder vergeten verhaal zijn, in de achttiende en negentiende eeuw was hij het symbool van vrijheid en verdraagzaamheid. Grote geesten namen Egmont als voorbeeld in hun strijd tegen fanatisme en despotisme. Zo ging een van de eerste toneelstukken van Goethe over graaf Egmont en zijn idealen en schreef Ludwig von Beethoven in 1809 zelfs een Egmont Ouverture. Dames en heren, Anno 2005 zijn we misschien iets minder aangegrepen door historische romantiek. Toch blijft de boodschap onveranderd. Elke vorm van fanatisme ontwricht een samenleving tot in het diepst van haar vezels. Fanatisme is immers onlosmakelijk verbonden met onverdraagzaamheid en discriminatie. Het is de irrationele bron van racisme, xenofobie en antisemitisme. We weten allemaal tot welke gruwelen dit kan leiden. Eind januari was ik aanwezig op de 60ste verjaardag van de bevrijding van Auschwitz, vorige maand was ik in Yad Vashem. Het heeft mij diep getroffen. Het valt eigenlijk niet met woorden te beschrijven. Het heeft mij gesterkt in de overtuiging dat we met de regering de strijd tegen de xenofobie moeten verder zetten. Men mag dan wel Egmont vergeten zijn, de shoah mag men nooit vergeten. Ik heb dan ook, samen met de aanwezige overlevenden van Auschwitz, beslist om het museum in het Belgisch Paviljoen in Auschwitz grondig te vernieuwen. Ik ben ook verheugd u te kunnen melden dat dit dossier vooruitgaat. Een eerste werkbezoek van de museograaf en de eerste afspraken met de Poolse autoriteiten zijn reeds vorige week gebeurd. Eerder hadden we met de federale regering ook al beslist dat in ons land 27 januari de officiële herdenkingsdag van de Holocaust wordt. Ik zou vandaag een hele opsomming kunnen geven van wat de regering de laatste maanden en jaren heeft gedaan en nog steeds doet. Zo staat op de agenda van de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers van volgende week opnieuw een wetsontwerp van minister Onkelinx over het bestraffen van mensen die op websites de Holocaust ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren. Maar ik denk dat het volstaat om te verwijzen naar de zeer recente Britse studie «European Civic Citizenship and Inclusion Index». In deze studie blijkt dat van alle landen van Europa België veruit de meeste wetgevende initiatieven heeft genomen voor anti-discriminatie. Ook wat betreft het totaalpakket van wetgeving ter verbetering van de integratie in het algemeen, staat ons land op de eerste plaats. Ik denk dat dit ook eens mag gezegd worden. Al diegenen die opkomen tegen racisme en tegen discriminatie kunnen rekenen op onze autoriteiten die daar werk van maken. Maar, dames en heren, zoals u weet, wetten alleen volstaan niet. Na de aanslagen van 11 september 2001 zijn we wereldwijd in een cultuur van confrontatie terechtgekomen, zoals ik schreef in mijn nieuwjaarsboodschap. Een strijd die op het scherp van de snee gevoerd wordt, zonder nuances, zonder mededogen, waarbij de cultuur of het geloof van de ander steevast als inferieur wordt gebrandmerkt. Men schijnt te vergeten dat er geen minderwaardige culturen bestaan, zomin als er inferieure religies worden beleden. Er bestaan alleen mensen die op een minderwaardige manier een inferieure invulling geven aan hun geloof of cultuurbeleven. Ook onze «waarden» zijn nu zelf uitgegroeid tot het voorwerp van confrontatie. Waarden zijn zwaarden geworden. Het zijn niet langer meer de krachtige beginselen of traditionele patronen volgens dewelke men leeft, maar heilige woorden waarmee de 'ongelovige' of de vreemdeling uit de samenleving wordt gesloten. Deze nieuwe confrontatiecultuur staat haaks op het pluralisme dat ons zo dierbaar is. Het aanvaarden van de ander zoals hij is. Het openstaan voor andere overtuigingen en culturen. Het bestrijden van karikaturen, van simplismen. Dat zou toch het minste mogen zijn van wat we uit de tweede wereldoorlog hebben geleerd. Maar opnieuw, pluralisme is een ingesteldheid dat niet met wetten opgelegd kan worden. Het is een boodschap die met kracht telkens opnieuw moet verspreid worden. Dames en heren, Ik ben niet pessimistisch. Dat had u van mij wellicht ook niet verwacht. Ik heb de laatste weken en maanden heel wat positieve zaken gezien. Ik zag recent zowel Ariel Sharon als president Abou Mazen. Beiden hebben de vaste wil om tot een oplossing te komen en zo een einde te stellen aan angst en de verzuring die het hele Midden-Oosten aantast. De kans die zich vandaag voordoet, moet met beide handen gegrepen worden. Het is dan ook bijzonder positief dat Europa en de Verenigde Staten hiertoe samen aan de kar trekken. Laat ons hopen dat binnenkort Jeruzalem, die voor alle religies belangrijk is, opnieuw de stad van de vrede mag worden. Ook vorige week maakte ik een hoopvol moment mee, namelijk op de begrafenis van paus Johannes Paulus II. Staatshoofden en eerste ministers van de meest diverse landen en gezindheden, van landen die met elkaar in staat van oorlog verkeren, zaten drie uur samen. Hetzelfde voor de diverse wereldgodsdiensten en overtuigingen. Voornamelijk in stilte, dat is juist. En of ze nu handen hebben geschud of niet, is eigenlijk van minder belang. Maar het toont aan dat godsdiensten mensen kunnen bijeenbrengen en niet enkel scheidend werken, zoals vandaag zo dikwijls wordt beweerd. Het heeft mij gesterkt in de overtuiging dat religies vandaag een belangrijke rol kunnen spelen, ja zelfs moeten spelen, in het verspreiden van de boodschap van verdraagzaamheid en pluralisme. De tijd dat men dacht dat democratie en religie onverenigbaar waren, is voorbij. Dit kan niet genoeg herhaald worden. Dames en heren, Er is maar één manier om in te gaan tegen de confrontatiecultuur, tegen racisme, fanatisme, en antisemitisme. Dat is het tegenovergestelde doen. Het feit dat het Coördinatiecomité van Joodse organisaties in België hier vandaag in het Egmontpaleis vertegenwoordigers van alle religies en gezindheden heeft samengebracht, is dan ook een uitstekend initiatief. Of om in het thema van deze avond te blijven, ik kan alleen maar hopen en aanmoedigen dat dergelijke multiculturele bijeenkomsten voor elke overtuiging traditie worden. Ik dank u.