Toespraak Verhofstadt - Egmont Instituut
Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt op de academische zitting voor de zestigste verjaardag van het Egmont-Instituut.
Brussel, 20 april 2007.
Toespraak van Eerste Minister Guy Verhofstadt op de academische zitting voor de zestigste verjaardag van het Egmont-Instituut. Brussel, 20 april 2007.
Mijnheer de voorzitter, Dames en heren, Ik wil in de eerste plaats Etienne Davignon, Claude Misson en het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen feliciteren met deze 60e verjaardag. Voor veel mensen start op hun zestigste een nieuwe jeugd. Met de nieuwe naam, Egmont, start ook het KIIB een nieuw hoofdstuk. Egmont verwijst in de eerste plaats naar het groeiende Egmont complex dat zich rond Buitenlandse Zaken ontwikkelt. Maar ook naar graaf Egmont die zijn onafhankelijkheid van geest en zijn verdraagzaamheid moest bekopen met de dood. Vandaag worden deze kwaliteiten gelukkig iets meer op prijs gesteld. Meer nog, beide zijn de opdracht van het instituut. Een opdracht die u met het organiseren van dit colloquium over Europa alle eer aandoet. Dames en heren, Dit jaar vieren we de vijftigste verjaardag van de ondertekening van de Verdragen van Rome. Er is reden tot vieren. We kunnen trots zijn wat we als founding fathers in die vijftig jaar hebben verwezenlijkt. We kunnen trots zijn op de moed en op de visie die we vijftig jaar geleden hebben tentoon gespreid. Moed omdat we toen met een nieuw, gedurfd project op de proppen kwamen op een ogenblik dat het initiatief inzake de Europese Defensie Gemeenschap jammerlijk mislukte. Moed ook omdat toen in die tijden de moed hadden onbetreden paden te bewandelen. Visie ook omdat ze nieuwe wegen uitprobeerden, nieuwe wegen om vrede en stabiliteit op het Europese continent te garanderen. Door de weg te kiezen van samenwerking op het vlak van het vrij verkeer van goederen, diensten, personen, kapitalen. Zo legden zij de basis voor een economisch integratieproces zonder weerga. U kent allen de resultaten. Die mogen gezien worden. De Europese Gemeenschap van 6 lidstaten is uitgegroeid tot een Unie van 27 leden. En de aantrekkingskracht blijft onverminderd. Nu reeds heeft de Unie aan de landen van de Balkan het perspectief geboden op Europees lidmaatschap. Dat is ook onze plicht, een regio te helpen die recent door wreedheden en oorlog verscheurd werd. Maar de Unie is niet alleen uitgebreid. Ook op het vlak van de integratie en de onderlinge samenwerking werd een enorme weg afgelegd. Denken we maar aan landbouw, transport, leefmilieu, concurrentie, de interne markt of het gemeenschappelijke handelsbeleid. Sinds Maastricht is dat ook het geval op het vlak van het buitenlandse beleid, van justitie en binnenlandse zaken. Nog belangrijker was de bijdrage van Jacques Delors met het realiseren van de interne markt, van de economische en monetaire unie en het succesvol introduceren van de Euro. Nu is de Euro reeds de gemeenschappelijke munt van 13 lidstaten. Maar ook de andere EU-lidstaten en derde landen profiteren van de voordelen van deze éne munt. Dit alles zorgde voor een enorm hoge levensstandaard, voor welvaart. Voor een stabiel continent ook dat zijn volkeren dichter bij elkaar heeft gebracht. Dit heeft ook geleid tot een Unie die anders omgaat met macht. Een Unie die oog heeft voor de ontwikkelingsnoden van de derde wereld. Voor een continent kortom dat opkomt voor recht, verdraagzaamheid, vrijheid en democratie. Als Belgen hebben we ons gedurende deze vijftig jaar comfortabel gevoeld in de Europese Unie. Wij zijn niet langer meer het slagveld van Europa zoals indertijd Waterloo, de Ijzervlakte of de Ardennen. Sinds vijftig jaar bieden we ons land als het ware aan als onderhandelingstafel en niet meer als slagveld. Wij, die onze rijkdom en welvaart uit export halen, varen wel bij de interne markt. Wij bezitten thans een sterkere stem in het wereldgebeuren en dat door een gemeenschappelijk buitenlands beleid en door een gemeenschappelijke munt. Economische groei en stabiliteit op het Europese continent hebben ook positieve gevolgen voor ons land. Dames en heren, De verklaring van Berlijn van een paar weken terug heeft terecht de realisaties en de gemeenschappelijke grondwaarden in de Europese vitrine geplaatst. Nog belangrijker zijn de uitdagingen waarmee we worden geconfronteerd. Er zijn interne uitdagingen: doelmatigheid, democratische besluitvorming, grotere transparantie ook. Er zijn tal van uitdagingen op het beleidsvlak: een job, een degelijke sociale omkadering, een gezond leefmilieu. Maar er zijn ook de externe uitdagingen. Europa moet een "force for the good" worden. Ze moet bijdragen tot conflictpreventie en conflictoplossing. Maar welke uitdagingen we ook naar voren schuiven, we botsen steeds op hetzelfde obstakel: de grondwet en de werking van de Unie. De bedoeling van de verklaring van Laken, van de conventie, van de IGC en van het Grondwettelijk verdrag was om de uitgebreide Unie beter te wapenen ten einde de toekomstige uitdagingen beter het hoofd te kunnen bieden? Wat men vandaag schijnt te vergeten, is dat alle regeringen het grondwettelijke verdrag hebben goedgekeurd én ondertekend. Alle zevenentwintig lidstaten hebben dit verdrag mede onderhandeld. Het werd bovendien reeds door achttien lidstaten van de zevenentwintig geratificeerd. Met andere woorden, een tweederde meerderheid. Uiteindelijk stemden slechts twee lidstaten tegen. De andere landen hebben het ratificeringsproces stilgelegd. Wat op zich niet ernstig is. Pacta sunt servanda, zou ik zeggen. Maar goed. We moeten ook realistisch zijn. Ik begrijp dat een nieuw compromis noodzakelijk is. In Berlijn hebben we afgesproken dat zulks midden 2009 rond willen hebben. Wij steunen het Duitse voorzitterschap ten volle in haar inspanningen om de weg hiertoe voor te bereiden. Toch hoor en lees ik her en der verontrustende signalen. Daarom wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal punten klaar en duidelijk te stellen. Ten eerste, we hebben een nieuw verdrag nodig. Er zijn er die zeggen dat alles goed werkt zoals het nu werkt. Dat we nu toch ook beslissingen in de Unie kunnen nemen. Dat we het met andere woorden zonder een Constitutioneel Verdrag kunnen stellen. Dat is een grote vergissing. Dit is een ontkenning van al de uitdagingen die op ons afkomen. Het is ook een ontkenning van wat de Europese burger wil. Namelijk een daadkrachtige Unie, een Unie die een antwoord geeft op hun bezorgdheden en hun vragen. Ten tweede mogen we niet vergeten dat er al een tekst bestaat. Ik zeg het nogmaals, een tekst die al door iedereen is ondertekend. Dit kan niet zomaar van tafel worden geveegd. Dat zou een belediging zijn voor die achttien landen die wel ratificeerden. Van het voorstel van een aantal landen om een tabula rasa te maken met het constitutionele verdrag, kan dus geen sprake zijn. Ten derde met het resultaat van de vorige intergouvernementele conferentie werd een inhoudelijk evenwicht bereikt. Het is een illusie te denken dat zomaar gesleuteld kan worden aan het delicate compromis over de besluitvorming dat werd bereikt. Laat hierover geen misverstanden bestaan. Een mini-verdrag is onaanvaardbaar. Met een mini-verdag komen we niet tegemoet aan de wensen en verwachtingen van de Europese burger. Kunnen we geen antwoord bieden op zijn vragen en bezorgdheden. Integendeel. Als we echt willen vooruit komen met Europa moeten we geen "verdrag min" maar een "verdrag plus" afsluiten. We moeten het huidige ontwerp niet verzwakken, maar juist versterken. Voor ons land moet deze versterking gebeuren op drie vlakken: meer QMV, meer socio-eonomic governance en meer Europese defensie. Alleen zo komen we tot meer daadkracht en tot een stem die gehoord wordt in het geo-politieke debat. Het vierde uitgangspunt is dat we moeten denken vanuit het algemene, Europese belang. Dit lijkt evident, maar is het niet. Ik hoor steeds meer stemmen die vanuit hun nationale belang elk compromis in vraag stellen. Ik zie zelfs opnieuw een conglomeraat van nationale belangen opduiken. Het gaat van kwaad naar erger. Als we zo doorgaan komen we terug in Nice terecht. En dat is al helemaal onaanvaardbaar. Wat betekent dit alles voor de komende Europese Raad? Ongetwijfeld wordt de Europese Raad van juni een sleutelmoment. Niet dat daar de definitieve oplossingen zullen worden uitgewerkt. Wel moet er snel duidelijkheid komen over waar alle lidstaten voor staan. De maskers moeten afvallen. De misvattingen moeten worden uitgeklaard. Het meest belangrijke resultaat dat de Europese Raad evenwel moet bereiken, is het vastleggen van het mandaat voor de komende intergouvernementele conferentie. Wij wensen dat die IGC zo snel mogelijk wordt samengeroepen en tegen het jaareinde tot resultaten leidt. Alleen zo kan de in Berlijn afgesproken deadline worden gehaald. Dit mandaat zal duidelijk moeten zijn, zal de juiste richting moeten aangeven aan de IGC. Ik vrees immers dat een onduidelijk mandaat dat bovendien niet voldoet aan de vier uitgangspunten die ik daarnet schetste, Europa voor jaren zal verlammen. Dat is niet wat de Europese burger verdient. Dat zou onverantwoord zijn. Dames en Heren, Het worden spannende maanden. Regeringsleiders zullen nieuwe evenwichten moeten vinden. Regeringsleiders zullen vooral nieuwe moed aan de dag moeten leggen. Maar het zou een grote vergissing zijn om ons terug te plooien op onze nationale belangen. We moeten onze verantwoordelijkheid voor Europa opnemen. We moeten richting geven, leiding geven. En we moeten voor ogen houden waar het in deze echt om gaat. De toekomst en het gemeenschappelijke belang van de ganse Europese Unie en haar burgers. Ik dank u.