25 feb 2022 18:47

Verenigingswerk: uitoefening van bepaalde activiteiten tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid

De ministerraad keurt op voorstel van minister van Zelfstandigen David Clarinval een ontwerp van koninklijk besluit goed met betrekking tot de uitoefening van bepaalde activiteiten tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid in de sector van het verenigingswerk. 

Vanaf 1 januari 2022 zijn er wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot het verenigingswerk. De wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk treedt inderdaad buiten werking op 31 december 2021. Er werd een nieuwe regeling ingevoerd bij het koninklijk besluit van 23 december 2021.

Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt rekening te houden met het nieuwe regelgevende kader dat door het voormelde koninklijk besluit van 23 december 2021 wordt ingevoerd en stelt de regels vast met betrekking tot de uitoefening, tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid, van een van de activiteiten bedoeld in dit nieuwe artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid van arbeiders.

Het voorziet er onder meer in dat de uitoefening van een dergelijke activiteit altijd de toelating vereist van de adviserend arts, die zal controleren:

  • of de betrokken activiteit verenigbaar is met de algemene gezondheidstoestand van de gerechtigde
  • of de gerechtigde nog steeds voldoet aan de voorwaarden om als arbeidsongeschikt te worden erkend

Verder wordt bepaald dat de inkomsten uit een activiteit als bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 niet in aanmerking worden genomen in het kader van de cumulatieregel die van toepassing is bij de uitoefening van een toegestane activiteit, aangezien de activiteit van artikel 17 wordt beschouwd als een onbezoldigde activiteit van niet-professionele aard.

Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.

Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten