31 jan 2014 18:39

Zesde staatshervorming: modaliteiten van overdracht

De ministerraad keurt naar aanleiding van de zesde staatshervorming in eerste lezing een ontwerp van koninklijk besluit goed tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 juli 1989. Het ontwerp vermeldt naast een aantal technische wijzigingen, de diensten van de federale en programmatorische overheidsdiensten waarvan er personeel dient te worden overgedragen naar de gewesten en gemeenschappen en brengt deze onder in verschillende bijlagen.

Vanaf 1 januari 2015 vangt de overdracht van personeelsleden van de betrokken federale overheidsdiensten en instellingen naar de gewesten en gemeenschappen aan. Voor de federale overheidsdiensten dient de overdracht van personeelsleden uiterlijk op 31 december 2015 plaats te vinden.

Het koninklijk besluit van 25 juli 1989 wordt al 25 jaar gebruikt om federale personeelsleden bij een staatshervorming over te dragen naar de gewesten en gemeenschappen. Het KB bevat een aantal belangrijke waarborgen:

  • de gewesten en gemeenschappen verkrijgen competente personeelsleden
  • de zogenaamde 'rugzak' (het administratief en geldelijk statuut) van de overgedragen personeelsleden blijft behouden

Er zijn drie mogelijke scenario's bij de overdracht:

  1. Een integraal overgedragen dienst houdt in dat de personeelsleden geen keuzemogelijkheid wordt gelaten, en dat alle personeelsleden van die dienst van ambtswege worden overgeheveld.
  2. Een quasi-integraal overgedragen dienst houdt in dat alle personeelsleden van de dienst ambtshalve worden overgedragen met uitzondering van de oprichting van een ‘nationale kern’ in de FOD of POD. Het aantal personeelsleden dat tot de nationale kern behoort, wordt vastgesteld op grond van een lijst met betrekkingen, die in een dienstorder worden vermeld. De personeelsleden die niet wensen overgedragen te worden, kunnen zich kandidaat stellen voor deze betrekkingen die federaal blijven.
  3. In een gedeeltelijk overgedragen dienst worden de personeelsleden per dienstorder geïnformeerd, dat ze zich kandidaat kunnen stellen, om te worden overgedragen naar een gewest of gemeenschap. In het dienstorder worden de betrekkingen, gelinkt met een functiebeschrijving, vermeld.

Verder voorziet het KB ook in een systeem van permutaties. Personeelsleden die worden overgedragen naar een gewest dat of een gemeenschap die beslist de dienst, die thans gevestigd is in Brussel-Hoofdstad, buiten dit arrondissement te vestigen, kunnen een aanvraag indienen om opnieuw te worden geaffecteerd bij een federale dienst, gevestigd in Brussel-Hoofdstad.

Personeelsleden van een federale dienst die wensen te worden aangewezen voor een dienst van een gewest of gemeenschap, kunnen eveneens een aanvraag hiertoe indienen. Beide soorten aanvragen kunnen leiden tot een omwisseling van personeelsleden.

Voor de overgedragen personeelsleden is artikel 4 van het KB het belangrijkste artikel. Het ontwerp van KB wijzigt artikel 4 niet fundamenteel. Er worden enkel wijzigingen aangebracht ingevolge de reglementaire evolutie. Het artikel 4 bepaalt, in uitvoering van artikel 88, § 2, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat de overgedragen personeelsleden hun graad of klasse en hun administratieve en geldelijke anciënniteit behouden.

Voor instellingen, zoals bijvoorbeeld het BIRB en de RVA, die geen federale overheidsdienst zijn maar waarvan de personeelsleden worden overgedragen naar de Gewesten en Gemeenschappen gelden de koninklijke besluiten die worden genomen in uitvoering van de wet van 13 maart 1991 betreffende de afschaffing of de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten. Deze koninklijke besluiten bepalen onder andere de modaliteiten van de personeelsoverdracht. Veelal wordt verwezen naar de bepalingen van het KB van 25 juli 1989.

Het ontwerp wordt voor syndicale onderhandelingen voorgelegd aan het Comité B.

koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 juli 1989 tot vaststelling van de wijze waarop personeelsleden van de federale ministeries overgaan naar de gemeenschaps- en gewestregeringen en naar het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie