12 okt 2004 18:30

Federale beleidsverklaring

Federale beleidsverklaring. 12 oktober 2004.

Inhoudstafel

(1) De kansen grijpen
(2) Een nieuwe institutionele omgeving
(3) Het Forum: een nieuwe stap op weg naar de communautaire pacificatie
(4) De sociaal-economische agenda
(5) Nieuwe sociale noden en maatschappelijke uitdagingen
(6) Veiligheid: de malaise voorbij.
(8) Europa: de droom wordt werkelijkheid
(9) Een geëngageerd buitenlands beleid.

Federale beleidsverklaring. 12 oktober 2004. Inhoudstafel (1) De kansen grijpen (2) Een nieuwe institutionele omgeving (3) Het Forum: een nieuwe stap op weg naar de communautaire pacificatie (4) De sociaal-economische agenda (5) Nieuwe sociale noden en maatschappelijke uitdagingen (6) Veiligheid: de malaise voorbij. (8) Europa: de droom wordt werkelijkheid (9) Een geëngageerd buitenlands beleid.

(1) De kansen grijpen In het Human Development Report staat België opnieuw op de zesde plaats. Dat rapport van de Verenigde Naties rangschikt ieder jaar alle landen van de wereld volgens hun graad van menselijke ontwikkeling: levensverwachting, alfabetisering, scholingsgraad en Bruto Binnenlands Product per inwoner. Ook een recente studie van de Internationale Arbeidsorganisatie gewijd aan de graad van sociale bescherming, rangschikt België op de zesde plaats. Ons land weet met andere woorden haar hoge graad van welvaart te handhaven. Het is en het blijft een land waar het goed is om leven. Ons land kende de afgelopen jaren een zwakke economische groei van telkens net iets minder of net iets meer dan 1% (0,7¨% in 2001 en 2002, 1,1% in 2003). Dit jaar daarentegen bedroeg de groei in het eerste kwartaal 0,7%, en versnelde verder in het tweede kwartaal tot 0,8%. Ook het ondernemersvertrouwen staat opnieuw op een hoog peil. Onze verwachting is dat de groei van de economie dit jaar minstens 2,4% zal bedragen1 en in 2005 verder zal oplopen tot 2,5%. Vergeleken met onze buurlanden en de Europese Unie is dat respectievelijk 0,7 en 0,3% beter. Deze versnelling van de economische groei wordt geschraagd door een periode van hoogconjunctuur in de grote economische zones: de Verenigde Staten, China en Japan en door een toename van de private consumptie in eigen land, een trend die wellicht nog sterker zal zijn in 2005. Door de belastinghervorming die nu op kruissnelheid komt, een goede sociale bescherming en gezonde openbare financiën, neemt het vertrouwen van de consumenten immers toe en neemt het voorzorgsparen af. Ook stijgen de investeringen opnieuw. Zo ligt het totaal van de bedrijfsinvesteringen voor het eerste trimester van dit jaar 4,6% hoger dan voor dezelfde periode van 2003. Dit geldt in nog ruimere mate voor de overheidsinvesteringen.. Deze economische groei en toename van de investeringen zullen ook leiden tot een kentering op de arbeidsmarkt. Na een verlies van 12.400 banen in 2002 en 15.200 in 20032 , is de verwachting dat er dit jaar opnieuw 12.500 nieuwe jobs zullen geschapen worden. Voor 2005 wordt gehoopt op 39.000 nieuwe banen.3 Deze kentering moet er ook toe leiden dat de werkloosheidsgraad die 8,6% bedraagt (te vergelijken met 9,1% in de Europese Unie) eindelijk opnieuw gaat dalen. Anders dan in de meeste andere landen van de Unie, vooral onze buurlanden hebben de voorbije moeilijke economische jaren niet geleid tot een ontsporing van de openbare financiën. Zowel in 2001, 2002 als 2003 werd een licht overschot geboekt van respectievelijk 0,6%, 0,1% en 0,4% (te vergelijken met - 1,4%, - 2,8% en - 3,7% bij onze buurlanden en - 1,7%, -2,3% en -2,7% in de Euro-zone). De openbare schuld daalde voor het eerst sinds 1982 onder de 100% van het BBP . In de Europese Unie (EU 15) steeg de schuld van 63 tot 64% van het BBP. De verwachting van de regering is dat ook in 2004 de begroting met een evenwicht zal worden afgesloten en de schuld verder zal dalen tot 97%. De eerste tekenen van economisch herstel moeten we nu dan ook ten volle aangrijpen om een stabiele groei van de werkgelegenheid te waarborgen. Zoals de Hoge Raad voor Werkgelegenheid stelt, betekent dat er nu gelijktijdig werk gemaakt moet worden van een voldoende groot arbeidsaanbod én een productiviteitsgroei die gestimuleerd wordt door een klimaat dat de bedrijfsinvesteringen bevordert en door performante investeringen inzake infrastructuur, opleiding, onderzoek en innovatie. De uitdaging zal er nu in bestaan de heropleving maximaal te laten uitmonden in nieuwe investeringen en nieuwe tewerkstelling zowel in de profit als in de non-profit-sector. We moeten namelijk kost wat kost verhinderen dat de heropleving niet zou gepaard gaan met een substantiële toename van de werkgelegenheidsgraad. Want meer activiteit en een hogere werkgelegenheidsgraad zijn absoluut noodzakelijk om de kosten van de vergrijzing en van tal van nieuwe sociale noden op te vangen. Meer jobs in een nieuwe economische context vereisen evenwel nieuwe hervormingen, nieuwe ingrepen, ingrepen en hervormingen die voornamelijk zullen moeten inspelen op alle aspecten van onze arbeidsmarkt, alsmede op het toenemen van onze capaciteit om te ondernemen en te innoveren. (2) Een nieuwe institutionele omgeving De regionale verkiezingen van juni 2004 hebben een nieuw tijdperk ingeluid. Voor het eerst in de politieke geschiedenis van België zullen zogenaamde asymmetrisch samengestelde regeringen ons land, haar regio's en gemeenschappen besturen. Het zal een test zijn voor het federale staatsbestel dat België sinds 1993 kent. Het zal ook een test zijn voor ons allen, federale én regionale politici. Het is in elk geval de ambitie van de federale regering om in die test te slagen. Want als we in de komende jaren goed bestuur en verdere vernieuwing en vooruitgang in onze samenleving kunnen bewerkstelligen, dan zal het bewijs zijn geleverd dat het Belgisch federaal model werkt. Daarin slagen zal een loyale medewerking vereisen van alle regeringen, regionaal én federaal, zowel in het overlegcomité, een instelling die verder zal uitgroeien tot dé ontmoetingsplaats van de gewesten en gemeenschappen, als in de nieuw op te richten Senaat. (3) Het Forum: een nieuwe stap op weg naar de communautaire pacificatie De goede werking van de nieuwe institutionele omgeving betekent evenwel allerminst dat ons federaal staatsbestel geen aanpassingen behoeft, integendeel. Het is de ambitie van de regering en van haar meerderheid om wijzigingen aan te brengen teneinde de federale staatsordening grondig te verbeteren. Het klassiek tweekamerstelsel, overblijfsel van de oude Belgische unitaire staat moet verdwijnen en worden vervangen door aan het federalisme aangepaste politieke instellingen. Het kader voor deze hervorming zal het akkoord zijn dat op 26 april 2002 werd afgesloten en waarbij de Senaat wordt omgevormd tot een kamer van gewesten en gemeenschappen hoofdzakelijk bevoegd voor de grondwet, de bijzondere wetten en het verlenen van instemming aan de gemengde internationale akkoorden en verdragen, alsmede aan de multilaterale samenwerkingsakkoorden. De nieuwe Senaat zal naast haar initiatiefrecht om voorstellen bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers aanhangig te maken, ook beslissingen van de federale Kamer kunnen evoceren wanneer deze betrekking hebben op de rechten en belangen van de gewesten en gemeenschappen. Naast de afschaffing van het klassiek tweekamerstelsel moet in een geest van openheid en wederzijds vertrouwen ook worden gezocht naar meer homogene bevoegdheidspakketten. Door soms beperkte bevoegdheidsverschuivingen kan vaak een veel meer coherente en efficiëntere aanpak worden bekomen. Dit komt in de eerste plaats de burger ten goede die voor zijn probleem of vraag makkelijker zal weten welke overheid hij of zij moet aanspreken. Het zal een belangrijke opdracht zijn van het Forum om na te gaan welke taken het best op welk niveau kunnen worden uitgeoefend. De federale regering en de verschillende deelgebieden zullen hieromtrent hun voorstellen kunnen formuleren. Om al deze hervormingen en aanpassingen voor te bereiden en de nodige ontwerpen bij het Parlement in te dienen zal de Eerste Minister op 20 oktober as. een Forum installeren dat naast acht vertegenwoordigers aangeduid door de federale regering (waaronder de ministers van institutionele hervormingen) zal bestaan uit vier vertegenwoordigers aangeduid door de Vlaamse regering, twee vertegenwoordigers aangeduid door de Waalse regering, twee vertegenwoordigers aangeduid door de regering van de Franse Gemeenschap en twee vertegenwoordigers aangeduid door de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest elk behorend tot een verschillende taalgroep. Ook zal een vertegenwoordiger van de regering van de Duitstalige gemeenschap met raadgevende stem worden uitgenodigd. De tijd is ook rijp om een regeling uit te werken die een antwoord verschaft op het probleem gesteld door het arrest van het Arbitragehof nr. 73/2003. Recent werden daartoe bij de Kamer van volksvertegenwoordigers drie voorstellen. Een eerste voorstel splitst het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde om twee nieuwe kieskringen te vormen met name Vlaams-Brabant en Brussel, waarbij de lijsten uit de kieskring Brussel zich zullen kunnen verbinden hetzij met de kieskring Vlaams-Brabant, hetzij met de kieskring Waals-Brabant. Een tweede keert in wezen terug naar de arrondissementele kiesomschrijvingen zoals die bestonden voor de wet van 13 december 2002. Het derde voorstel hergroepeert de provincies Vlaams- en Waals-Brabant, alsmede de negentien Brusselse gemeenten tot één kiesomschrijving. De institutionele structuur van ons land is zo opgebouwd dat het onmogelijk is om in het Parlement welkdanig voorstel dan ook goed te keuren dat manifest ingaat tegen de wil van een van beide grote taalgemeenschappen in ons land. Bovendien is dat ook niet wenselijk. Integendeel, een oplossing moet worden gedragen door een brede consensus in beide grote gemeenschappen. En even duidelijk is het dat de uiteindelijke regeling het beginsel zal moeten respecteren van één man of één vrouw, één stem. Met andere woorden er moet een duurzame en doorzichtige oplossing worden uitgewerkt die zowel door een ruime meerderheid in het Parlement als door de betrokken taalgemeenschappen in ons land kan worden onderschreven. De gewesten en gemeenschappen zullen in de komende dagen worden uitgenodigd om aan zo'n regeling mee te werken. Het zou goed zijn dat ook komaf zou worden gemaakt met een aantal andere voetangels die nu al decennialang de communautaire pacificatie en meer bepaald het vreedzaam samenleven van Franstaligen en Nederlandstaligen in-en-rond Brussel in de weg staan. Het zou ook wenselijk zijn verder te werken aan de versterking van de samenwerking tussen Nederlandstaligen en Franstaligen binnen het Brussels Hoofdstedelijk gewest zoals de modernisering van de taalwetgeving, de constitutieve autonomie en de rechten van de Franstaligen en de Vlaamse minderheid. De regering wil ook het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde hervormen. Die hervorming zal deel uitmaken van een breder wetsontwerp dat betrekking zal hebben op de gehele gerechtelijke indeling van het grondgebied en dat voor het einde van het jaar op initiatief van de minister van Justitie door de regering bij het Parlement zal worden neergelegd. Tenslotte wil de regering ook iets doen aan de inflatie van verkiezingsdata, waarbij komt dat de werkelijke inzet van verkiezingen veelal niet overeenstemt met het beleidsniveau waarop ze worden gehouden. Om hieraan te verhelpen zal de regering met de gewesten en gemeenschappen een overleg op gang brengen. (4) De sociaal-economische agenda De regering zal de komende maanden al haar aandacht concentreren op de sociaal-economische agenda. Nu de heropleving een feit is, moet alles op alles worden gezet om die zo veel mogelijk om te zetten in nieuwe investeringen en nieuwe arbeidsplaatsen. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid laat er in haar recente rapport immers geen twijfel over bestaan dat zulks dé uitdaging is voor de toekomst. Om onze welvaart op het huidig peil te handhaven en tegelijkertijd de kosten van de vergrijzing op te kunnen vangen moet de werkgelegenheidsgraad tegen 2010 drastisch omhoog, volgens de Europese doelstelling tegen 2010 zelfs tot 70%. En tegen 2030 moet niet minder dan twee derden van de 55- tot 65 jarigen aan de slag zijn. Dit zijn weliswaar zeer ambitieuze doelstellingen, maar ze dwingen ons om steeds het sociaal-economische als prioriteit te behouden. Om deze doelstellingen te halen, is een sterke economische groei natuurlijk cruciaal. Dit vereist een goed klimaat waarin de bedrijfsinvesteringen en de investeringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling kunnen gedijen. Maar dat zal niet volstaan. Er is door een reeks ingrepen op onze arbeidsmarkt ook een belangrijke toename nodig van het aanbod aan goed opgeleide arbeidskrachten en dit op een ogenblik dat de veroudering van de bevolking sterk toeneemt en het aantal oudere arbeidskrachten sterk is afgenomen. Er is met andere woorden naast een strategie om het ondernemen te bevorderen, nood aan een globale arbeidsmarktstrategie die de werking van onze arbeidsmarkt verbetert, meer arbeidskrachten mobiliseert en verder de arbeidskosten beheerst. Hierbij moet ook aandacht besteed worden aan duurzame werkgelegenheid voor kansengroepen, kwaliteit van de arbeid en mens- en milieuvriendelijk ondernemen. Tenslotte moet de evolutie van onze openbare financiën verder de goede kant opgaan. Wij hebben geen nood aan een blind saneringsbeleid dat de economie verstikt, net zo min als we behoefte hebben aan een expansief budgettair beleid dat op korte termijn misschien de economische activiteit opkrikt, maar op termijn alleen maar leidt tot oplopende schulden en nieuwe tekorten. Geïnspireerd door de aanbevelingen van de Hoge Raad voor de werkgelegenheid en de Hoge Raad van Financiën gaat de regering in concreto volgende zeven paden volgen en initiatieven nemen: (1) maatregelen voor de verbetering van de werking van de arbeidsmarkt, van vorming en opleiding en van de kwaliteit van het werk; (2) maatregelen voor de versterking van de participatie op de arbeidsmarkt, zoals een betere begeleiding van de werkzoekenden, vlottere toegang van jongeren, vrouwen, allochtonen en gehandicapten, betere combinatie van werk en andere activiteiten en vooral voor een vlottere participatie van ouderen; (3) maatregelen voor een verdere beheersing van de arbeidskosten via een verantwoorde loonontwikkeling en een verdere verlichting van de lasten op arbeid; (4) initiatieven ter versterking van de innovatie en het ondernemerschap; (5) de uitbouw van de infrastructuur en de logistieke mogelijkheden van het land; (6) nieuwe acties inzake vereenvoudiging en de afbouw van de administratieve overlast; (7) het uittekenen van een strikt financieel kader dat de begroting in evenwicht houdt en de schuld verder reduceert. Het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt - de eerste uitdaging - moet er op gericht zijn net zoals in de Scandinavische landen meer te investeren in opleidingen en tegelijkertijd een grotere mobiliteit van de werknemers tot stand te brengen. Mobiliteit op de arbeidsmarkt is een realiteit die steeds belangrijker wordt. Eénzelfde job voor de ganse duur van de carrière is niet meer van deze tijd. Door het garanderen van voldoende opleiding en vorming, zorgen we ervoor dat jobrotatie vlot kan verlopen en niet als problematisch wordt ervaren door de mensen. Ondernemingen dragen daarbij een belangrijke verantwoordelijkheid. Daarom vraagt de regering aan de sociale partners: - tegen 2010 uitvoering te geven aan hun eerder afgesloten akkoord om één werknemer op twee in de loop van het jaar in een vormings- en opleidingstraject te stoppen, hetgeen neerkomt op 60.000 bijkomende werknemers jaar na jaar tot 2010; daarom vraagt de regering hen om een praktisch en juridisch kader voor opleidingsplannen uit te werken dat toelaat om zowel binnen als buiten de arbeidstijd opleidingen te volgen. Daarbij moet in de sectorale en bedrijfsopleidingsplannen die daartoe zullen opgesteld worden, bijzondere aandacht gaan naar oudere werknemers, minder geschoolden, personen met een handicap en allochtonen; tevens zal naar aanleiding van de vereenvoudiging van de sociale balans uitvoering worden gegeven aan de afspraken van de sociale partners in verband met de ontwikkeling van een globale, eenvoudig meetbare procedure of meetinstrument met betrekking tot de opleidingsinspanningen; - de inspanningen voort te zetten met het oog op de verbetering van de kwaliteit van het werk als essentieel onderdeel van de productiviteit; kwaliteitsvolle jobs zijn jobs waarvan de inhoud en de omstandigheden motiveren om met plezier en goed te werken. Kwaliteitsvolle jobs zijn jobs die het werken in omstandigheden aangepast aan de fysieke en mentale mogelijkheden van éénieder mogelijk maken. Ze zijn het beste antwoord op de maatschappelijke uitdaging waar we voor staan om langere loopbanen te presteren en om heel wat mensen die zich - al dan niet vrijwillig - in de marge van de arbeidsmarkt ophouden opnieuw in te schakelen. De vele duizenden preventiedeskundigen die ons land rijk is moeten hiertoe bijdragen; - een voorstel uit te werken om het huidige regime op de arbeidstijden te moderniseren; daarbij moet een interprofessioneel kader worden gecreëerd waarbij de behoeften van de onderneming (bijvoorbeeld om piekmomenten op te vangen) verzoend worden met de wensen van bepaalde werknemers om, op vrijwillige basis, te presteren buiten de klassieke werkuren ten bate van hun gezinsleven; - parallel en in datzelfde kader, vraagt de regering aan de sociale partners het regime van de interim opnieuw te bekijken; voor veel werknemers kan interim inderdaad een toegangspoort betekenen voor een vaste betrekking; men moet er daarom alles aan doen opdat interim-arbeiders beter beschermd zouden worden (meer in het bijzonder inzake de werkloosheidsuitkeringen), in optimale veiligheidsvoorwaarden kunnen werken en ook kunnen genieten van sociale voordelen; het komt er op aan mogelijke verbeteringen te onderzoeken, meer bepaald de mogelijkheid om het verbod dat in bepaalde sectoren bestaat op te heffen; bovendien moet het systeem van invoeginterim, dat vandaag te weinig gebruikt wordt, geëvalueerd worden en risicogroepen moeten er makkelijker toegang toe krijgen; - tenslotte ook inspanningen te leveren om de onderscheiden statuten van arbeiders en bedienden verder naar elkaar te doen toegroeien; de verschillen tussen die statuten belemmeren immers in hoge mate de beroepsmobiliteit en leiden tot een grote ongelijkheid. Van haar kant zal de regering naast het opvoeren van de mobiliteit binnen de overheidssector, inspanningen leveren om zoals de Hoge Raad voor de werkgelegenheid bepleit de arbeidsmarktparticipatie te verhogen "door de ontwikkeling van de sociale infrastructuur, bijvoorbeeld de kinderopvang, die de combinatie van werk en andere activiteiten vergemakkelijkt, en door arbeidsstelsels die de vraag van werknemers naar die combinatie kunnen verzoenen met die van de ondernemingen om het werkvolume soepel aan de activiteit te kunnen aanpassen". Daartoe zullen vanaf dit jaar, na advies van de sociale partners, de ouderschaps- en andere verloven worden verbeterd en zullen er meer middelen in de kinderopvang worden geïnvesteerd. Binnenkort zal bovendien een nieuw samenwerkingsakkoord Sociale Economie periode 2005-2008 worden afgesloten, zodat opnieuw een kader wordt gecreëerd om samen de beschikbare middelen optimaal aan te wenden. Daarnaast zal meer en meer de nadruk worden gelegd op een kruisbestuiving tussen de sociale economie en de reguliere economie. Managementsvaardigheden uit de reguliere economie kunnen een meerwaarde betekenen voor de sociale economie, terwijl de waarden van de sociale economie steeds meer een meerwaarde opleveren voor bedrijven uit de reguliere economie. Bovendien wil de regering ook een debat op gang brengen over het aanmoedigen van outplacement door de bedrijven. Vooral bij herstructureringen zou outplacement de regel moeten worden, waarbij de werkgever in plaats van aanvullende vergoedingen, zij het gedeeltelijk, outplacement zou moeten aanbieden en waarbij van de werknemer mag verwacht worden dat hij hiervan gebruik maakt. De inspanning van de werkgever kan geëvalueerd worden in functie van de mate aan vorming en opleiding tijdens de loopbaan. In dat kader zou ook de impact van CAO 82 moeten worden geëvalueerd, die een recht geeft op outplacement voor 45-plussers. Systemen die door de toekenning door sommige werkgevers van aanvullende vergoedingen bovenop de werkloosheidsvergoedingen een werkloosheidsval creëren, de zogenaamde canada dry's, moeten in ieder geval ontmoedigd worden door bijvoorbeeld de invoering van een te betalen bijdrage op die aanvullende vergoedingen, naar analogie met de regeling die vandaag bestaat voor brugpensioen. Deze bijdrage zou hoger uitvallen naarmate de leeftijd van de betrokken werknemers lager is en kan gemoduleerd worden in functie van de hoogte van de bijdragen en het beslissingsniveau. Om de kansen op werkhervatting bij een nieuwe werkgever te vergroten, wil de regering tenslotte zowel de aanvulling in het kader van het brugpensioen als in het kader van een canada dry activeren. Meer bepaald zullen deze aanvullingen verder doorbetaald worden door de vroegere werkgever en kan de werkloze ze als 'rugzakje' mee nemen naar de nieuwe werkgever. Daarom zal elke vorm van sociale bijdrage erop (bijdragen in hoofde van de werkgever en inhoudingen in hoofde van de werknemer) wegvallen zodra de werkloze een nieuwe job gevonden heeft. Op die manier wint iedereen erbij. De vroegere werkgever, omdat de bijdragen erop wegvallen. De werknemer omdat hij er netto zelfs meer aan overhoudt dan voor de tewerkstelling en hierdoor makkelijker een nieuwe job zal aanvaarden. En de overheid omdat de werkloosheidsuitkeringen wegvallen en er sociale bijdragen en belastingen worden betaald op het nieuwe loon. Tijdskrediet is een ideaal instrument om een ontspannen loopbaan te realiseren. Het laat een harmonieuzere verhouding arbeids- en privéleven toe. Het is voor sommigen een stevige remedie tegen burn out In geval van herstructureringen kan het in sommige gevallen een betere verdeling van de arbeid mogelijk maken. Het is dan een volwaardig alternatief voor ontslag en kan zelfs vermijden dat mensen in brugpensioen moeten vertrekken. Aan de andere kant is er ook oneigenlijk gebruik van tijdskrediet. Het wordt vandaag te vaak gebruikt om mensen kunstmatig en goedkoop volledig op inactief te zetten. De regering wil samen met de sociale partners garanties uitwerken dat het tijdskrediet alleen voor zijn eigenlijke doel gebruikt wordt. Dat zal alleen kunnen als het, minstens na een zekere periode, niet meer vrijgesteld wordt van iedere bijdrage aan de sociale zekerheid. Het mobiliseren van een groter aantal arbeidskrachten is de tweede grote uitdaging. Mensen aanzetten tot het aanvaarden van werk wil de regering bereiken door de invoering van de "werkbonus", ter vervanging van de vermindering van de persoonlijke bijdragen en het technisch complexe belastingkrediet dat een "uitgesteld" en dus minder effectief voordeel oplevert. Naast de invoering van de werkbonus wordt de inkomensgarantie-uitkering voor deeltijds werkenden aangepast zodat meer werken zal leiden tot een toename van het inkomen, terwijl een overgangsregime wordt voorzien voor degenen die actueel van het voordeel genieten. De zelfstandigen en de meewerkende echtgenoten met een laag inkomen worden gestimuleerd door het belastingkrediet. Met hetzelfde doel voor ogen is vanaf 1 juli 2004 ook de nieuwe werkloosheidsreglementering van start gegaan. Het nieuwe systeem breidt de begeleiding van werklozen aanzienlijk uit en scherpt tegelijk de controle aan. Met de gewesten en gemeenschappen werden daartoe de nodige afspraken gemaakt. Het nieuwe systeem zal progressief worden ingevoerd. Eerst voor de jongeren. Vanaf juli 2005 ook voor de werkzoekenden jonger dan 40 jaar. In 2006 wordt de groep verruimd tot alle werkzoekenden beneden de 50 jaar. Nadien zal het systeem geëvalueerd en desgevallend bijgestuurd worden. Gezien de relatief grote omvang van de zwarte economie in België (de ramingen lopen uiteen van 10 tot 22% van de totale economie), beveelt de Europese Raad ons aan om het draagvlak van de sociale zekerheid te vergroten via een vereenvoudiging van wetgeving en procedures, via het ontwikkelen van alternatieven die de redenen voor fraude wegnemen, via een gesystematiseerde en hardere aanpak van zowel bijdrage- als uitkeringsfraude en via informatiecampagnes. In het begin van dit jaar werd beslist om een globaal beleid terzake te ontwikkelen dat op de verschillende schakels van de handhavingsketting betrekking heeft. In de loop van de volgende maanden zullen daartoe een aantal randvoorwaarden ingevuld worden, o.a. op het vlak van organisatie, mensen en middelen, waarna de regering concrete doelstellingen zal formuleren die kaderen in het verzekeren van de financiering van de sociale zekerheid en het beschermen van de rechten van werkenden en sociaal verzekerden. Tenslotte zal een juridisch sluitende aanpak van schijnzelfstandigheid worden uitgewerkt. Voor het einde van het jaar worden de noodzakelijke wettelijke aanpassingen doorgevoerd. Eveneens met het doel meer arbeidskrachten te mobiliseren vraagt de regering aan de sociale partners om in het interprofessioneel overleg afspraken te maken over het gratis woon-werkverkeer. De krijtlijnen hiervoor zijn uitgetekend. De federale overheid zal hiervoor ongeveer 78 miljoen euro ter beschikking stellen. Dit aanzienlijk bedrag zou door een inspanning van de werkgevers moeten worden aangevuld, die op vrijwillige basis moeten kunnen toetreden. Deze inspanning van de werkgever valt binnen de loonnorm en is fiscaal aftrekbaar en niet onderworpen aan sociale bijdragen. De regering vraagt aan de sociale partners ook na te denken over een inschakelingsmechanisme voor jongeren dat hen moet toelaten een professionele ervaring op te doen, indien mogelijk binnen de zes maanden na hun intrede op de arbeidsmarkt en in voorkomend geval in een formule gecombineerd met een professionele vorming. Tot slot wenst de regering dat, voor wat betreft studentenarbeid, naast het bestaande statuut, een nieuw statuut wordt uitgewerkt, waarbij de studenten ook buiten de bestaande grenzen arbeid kunnen verrichten, maar waarvoor ook verhoogde bijdragen verschuldigd zijn, en waarbij de vervulde arbeidstijd pro rata in mindering wordt gebracht van de wachtperiode. Daarbij zal de fiscale aftrekbaarheid in hoofde van de ouders behouden blijven voor zover een nader te bepalen inkomensgrens niet wordt overschreden. Alle belangrijke rapporten zoals het Verslag van de Hoge raad voor Werkgelegenheid, het jaarverslag van de Commissie voor vergrijzing van de Hoge Raad voor Financiën en het rapport over de vergrijzing van de Commissie Sociale Zaken stellen dat we, om onze toekomstige welvaart te vrijwaren, nog meer mensen aan het werk moeten krijgen. De Hoge raad voor de Werkgelegenheid benadrukt trouwens dat de demografische variabelen en de werkgelegenheidsgraad een rechtstreekse invloed uitoefenen op de ontwikkeling van het economisch groeipotentieel. Zo heeft de Raad berekend dat indien de werkgelegenheidsgraad over de periode tot 2030 op het huidige niveau van 60% blijft, de gemiddelde economische groei per inwoner tijdens die periode slechts met 1,4% per jaar zou toenemen. Tijdens de afgelopen tien jaar was dat gemiddeld, 1,9%. Als we erin slagen tegen 2030 een activiteitsgraad van 66% te bereiken, zouden we tot 2010 weliswaar het niveau uit het verleden kunnen handhaven, maar nadien daalt de groei van onze welvaart dan continu om rond 2030 een niveau van 1,5% te bereiken. Als we de welvaart van ons en onze kinderen dus niet in het gedrang willen brengen en ons systeem van sociale bescherming, met een volwaardig pensioen willen garanderen, moet er nu ingegrepen worden. Het aandeel van de mensen op actieve leeftijd in de totale bevolking zal de komende jaren gestaag afnemen én binnen die actieve bevolking zal het aandeel van de plus vijftigers toenemen. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de arbeidsparticipatie van die laatste groep toeneemt, teneinde voldoende economische groei en een solide financiering van de sociale zekerheid te kunnen blijven waarborgen. Het halen van de doelstellingen van de Europese top van Lissabon, te weten een werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers (55-64 jaar) van 50% in 2010, is daarbij ons richtsnoer. Met een werkgelegenheidsgraad voor vijfenvijftig plussers die vandaag amper 28,1% bedraagt, vindt de regering dat niet langer kan worden getalmd. Om dit alles grondig voor te bereiden zal reeds in de komende weken en dit los van de interprofessionele onderhandelingen, een driepartijen-overleg worden opgestart tussen regering, de werknemers- en de werkgeversorganisaties. Dit overleg zal op korte termijn conclusies trekken uit de voorhanden zijnde analyses. Daarna zullen concrete voorstellen worden geformuleerd met het oog op een pakket concrete maatregelen in het voorjaar van 2005. Bij dit overleg, waarbij vanzelfsprekend alle nieuwe maatregelen in overleg met de sociale partners zullen worden uitgewerkt, zal de regering volgende richtsnoeren en denksporen inbrengen: - de wettelijke pensioenleeftijd blijft onaangetast; het probleem van de gebrekkige participatiegraad van oudere werknemers in ons land wordt immers niet veroorzaakt door een te lage wettelijke leeftijd maar een te vroege feitelijke uitstap uit de arbeidsmarkt; - de nieuwe maatregelen waartoe besloten wordt, moeten van toepassing zijn naar de toekomst toe; zij mogen geenszins de grote groep ouderen beogen die thans reeds vervroegd zijn uitgetreden, het weze bruggepensioneerden of oudere werklozen; - bij de nieuwe maatregelen die betrekking hebben op de toegangsvoorwaarden, het bedrag en de duur van de vervroegde uittredingsstelsels zal steeds een specifieke behandeling gaan naar de beperkte groep van werknemers die in zware arbeidsomstandigheden gewerkt heeft of die het slachtoffer geworden is van herstructureringen; - de nieuwe maatregelen moeten de stelsels van vervroegde uittreding beperken door oudere werknemers te stimuleren om langer aan de slag te blijven of bij verlies van hun job makkelijker een nieuwe job te vinden, dit kan ondermeer door (1) het opdrijven van de investeringen in opleiding en vorming gedurende de ganse loopbaan met bijzondere aandacht voor de oudere werknemers, (2) het integreren van de leeftijdsdimensie in de bedrijfs- en sectoropleidingsplannen via carrière check-ups, erkenning van verworven competentie en loopbaanplanning, (3) het invoeren van meer ontspannen loopbanen, waarbij naast de bestaande vormen van tijdskrediet en binnen welomschreven krijtlijnen bijvoorbeeld extra-legale verlofdagen of uren die vrijwillig tijdens drukkere periodes gepresteerd worden op een later tijdstip in de loopbaan opgenomen kunnen worden, (4) een onderhandeld collectief kader te creëren waarbinnen oudere werknemers die dat wensen de kans krijgen om, indien de arbeidsorganisatie het toelaat, het dubbel vakantiegeld en/of de eindejaarspremie om te zetten in bijkomende vakantiedagen, (5) het creëren van een instrument dat werknemers die zware arbeid verrichten voorbereidt op een lichtere en meer aangepaste job aan het eind van hun loopbaan en waarbij het eventuele loonverlies bij zo'n verandering van job wordt ingeperkt, (6) een systematische uitbouw en verbetering van het outplacement rekening houdend met de reeds gedane inspanningen in opleiding en vorming tijdens de loopbaan, (7) een aanpassing van de regels inzake de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, (8) het vervangen van sectorale anciënniteitsvoorwaarden die de toegang tot het brugpensioen regelen door andere criteria zodat oudere werknemers een nieuwe job in een andere sector kunnen aanvaarden zonder dat ze nadien bij een eventuele gedwongen vervroegde uittreding in de kou komen te staan, (9) de doorbetaling van de aanvullende vergoedingen brugpensioen en canada dry bij werkhervatting, (10) de invoering van een bonussysteem dat eerder een lange loopbaan dan het werken op hoge leeftijd stimuleert, (11) het aanmoedigen van wie na de wettelijke pensioenleeftijd, zonder een pensioen te genieten, zijn professionele activiteit wenst verder te zetten met de bedoeling om hogere pensioenrechten op te bouwen en (12) afspraken mogelijk te maken waarbij werknemers ouder dan 45 in ruil voor het laten vallen van hun loonopslag kunnen opteren voor betere voorwaarden inzake hun individuele arbeidstijd en organisatie ; - de nieuwe maatregelen moeten de stelsels van vervroegde uittreding ook beperken door werkgevers te stimuleren om ouderen langer in dienst te houden of aan te werven, dit kan onder meer door (1) het verminderen van de loonspanning tussen jongeren en ouderen door het gradueel integreren van criteria, andere dan leeftijd en anciënniteit, in loonbarema's en door het afbouwen van het gewicht van de factor leeftijd in het verloningsbeleid, (2) systematisch te waken over een correcte toepassing van de antidiscriminatiewet en met name het verbod op leeftijdsdiscriminatie, (3) een herschikking van de lastenverlagingen ten voordele van de oudere werknemers en in het bijzonder van oudere werknemers die overstappen van een zware arbeid op een lichtere en aangepastere job of van oudere werknemers met lage lonen, (4) een kader te creëren dat een versoepeling van de mogelijkheden tot inplacement toelaat, met name om de overstap naar een meer aangepaste job op het eind van de loopbaan te vergemakkelijken, (5) de vrijstelling van sociale bijdragen van de aanvullende vergoeding indien de werknemer een nieuwe job vindt bij een andere werkgever, (6) te vermijden dat de werkgever die een oudere werknemer aanwerft één of enkele jaren later met de volledige kost van vervroegde uittreding geconfronteerd wordt, zonder dat de rechten van de werknemer in het gedrang komen en (7) het creëren van een wettelijk kader dat toelaat om de talenten, expertise en vaardigheden van oudere werknemers optimaal te benutten door ze te delen met andere ondernemingen, dit om het verlies van expertise, inzonderheid naar aanleiding van herstructureringen tegen te gaan; - de nieuwe maatregelen moeten tenslotte de stelsels van vervroegde uittreding inperken door het zowel voor de werkgevers als voor de werknemers minder aantrekkelijk te maken om er een beroep op te doen, dit kan onder meer door (1) het aanpassen van de loopbaanvereisten en de berekeningsregels voor het samenstellen van de loopbaan en het aanpassen van de leeftijdsvereisten, met name voor wat betreft de canada dry regelingen, zodat de gemiddelde duur van de loopbaan verlengd wordt, (2) de vervroegde uittreding, ook en met name bij herstructurering, niet als een 'eerste keus' of een 'verworven recht' te beschouwen, maar alternatieven zoals outplacement, herplaatsingsprojecten en arbeidsherverdeling eerst ten volle te benutten, (3) het responsabiliseren voor de kost van vervroegde uittreding (aanvullende vergoedingen en bijdragen daarop) om te vermijden dat werkgevers die een leeftijdsbewust personeelsbeleid voeren opdraaien voor de kost voor wie dat niet doet, (4) het verstrengen van de voorwaarden die leiden tot het toekennen van verkorte opzeggingstermijnen bij vervroegde uittreding, (5) het aanpassen van het bedrag en de duur van de aanvullende vergoedingen, (6) het verhogen van de bijdragen verschuldigd op de aanvullende vergoedingen in functie van de leeftijd van uittreding, het bedrag en de grondslag van de toegekende voordelen, (7) het beperken van aanvullende pensioenen tot een werkelijke aanvulling op een pensioen zodat de combinatie aanvullend pensioen en werkloosheidsuitkering onmogelijk wordt, daarbij dient ook de fiscale aftrek voor de financiering van aanvullende pensioenrechten die betrekking hebben op tijdvakken van vervroegde uittreding beperkt te worden tot periodes waarin betrokkene beschikbaar blijft voor de arbeidsmarkten (8) het herbekijken van de fiscale en parafiscale behandeling van de vervroegde uittredingsregelingen onder meer met het oog op het wegwerken van de bestaande discriminaties. - tenslotte kan ook de toegelaten arbeid van nieuwe vervroegde gepensioneerden worden afgeremd of onmogelijk worden gemaakt, terwijl ook de plafonds van toegelaten arbeid van zij die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt verder stelselmatig kunnen worden opgetrokken en geleidelijk afgeschaft. Bovenstaand overleg zal in het voorjaar van 2005 leiden tot een pakket concrete maatregelen met betrekking tot de eindeloopbaan. Daarbij zal er in het bijzonder over gewaakt worden geen jongeren uit de arbeidsmarkt te stoten. Integendeel kan het aan het werk houden van oudere werknemers en het invoeren van nieuwe stelsels zoals peterschapsprojecten, juist een troef betekenen bij het opleiden en integreren van jongere arbeidskrachten in onze bedrijven. Het zal bij het uitwerken van dit pakket ook belangrijk zijn om niet uit het oog te verliezen dat de eindeloopbaanproblematiek betrekking heeft op het geheel van de actieve bevolking. Op langere termijn streeft de regering in overleg met de sociale partners naar de invoering van een volwaardig systeem van tijdsparen dat op vrijwillige basis en met respect voor het arbeidsrecht en de bepalingen inzake de wettelijke arbeidsduur, de werknemers zal toelaten om hun arbeidstijd te beheren en over hun loopbaan te spreiden in functie van hun persoonlijke en gezinsnoden.Daarbij zal elke werknemer een tijdsspaarrekening hebben waarop werkdagen kunnen worden opgespaard. Ook werknemers met bescheiden inkomens moeten alle kansen en steun krijgen om aan tijdsparen te doen zonder dat ze daarvoor grote financiële of andere offers moeten brengen Tegelijkertijd met de bezinning over deze nieuwe loopbaanregeling, zal, naar Fins voorbeeld, een gerichte informatiecampagne worden georganiseerd die wijst op de positieve aspecten van de vergrijzing. Met deze campagne moeten de werkgevers worden gesensibiliseerd over de troeven van oudere werknemers en vooral over de manier waarop hun ervaring kan worden gevaloriseerd onder meer om jongere werknemers te begeleiden. Tenslotte wil de regering aan alle actieven, zowel werknemers, zelfstandigen als ambtenaren regelmatig transparante informatie bezorgen over hun globale pensioensituatie. Op termijn moet dit uitmonden in een 'geconsolideerde pensioenrekening' die de actieven een tijdig inzicht geeft op wat ze mogen verwachten aan pensioen en wat de eventuele gevolgen zijn van langer of korter werken. Ten derde de verdere beheersing van de arbeidskosten. België is een open economie. Onze welvaart is derhalve in belangrijke mate afhankelijk van de concurrentiepositie van onze ondernemingen, in de eerste plaats tegenover hun concurrenten in de ons omringende landen die onze voornaamste handelspartners zijn. Naast de innovatiekracht van onze ondernemingen, de investeringen in onderzoek en ontwikkeling en in de vorming en opleiding van werknemers, is de loonkost een bepalende factor voor die concurrentiepositie.. De jongste maanden wordt de druk op onze arbeidsmarkt evenwel sterk opgevoerd vanuit de buurlanden die net zoals wij genoodzaakt zijn méér mensen aan het werk te krijgen teneinde de verdere creatie van welvaart te garanderen. Als antwoord vraagt de regering aan de sociale partners om in het najaar een interprofessioneel akkoord af te sluiten dat de competitiviteit van onze bedrijven in al zijn opzichten verbetert. Van haar kant zal de regering uitvoering geven aan de belastinghervorming die vanaf 2005 en 2006 volledig op kruissnelheid komt, alsook aan de uitvoering van de afgesproken sociale correcties en de sociale lastenverlagingen, die alle een belangrijke koopkrachtstijging bij de gezinnen en de particulieren teweeg zullen brengen. Daarnaast zullen de nieuwe lastenverlagingen die dit jaar goed waren voor iets meer dan 450 miljoen euro, in 2005 oplopen tot bijna een miljard euro. Met de sociale partners zou kunnen onderzocht worden of binnen het totale pakket aan lastenverminderingen er geen verschuivingen mogelijk zijn met het oog op maximale doeltreffendheid inzake jobcreatie. Ook de vereenvoudiging en de verbetering van de tewerkstellingsprogramma's en de inspanningen inzake de kwaliteit van de arbeid dragen bij tot een duurzaam arbeidsklimaat. Eerder hebben we gezegd dat volgens de Hoge Raad voor Werkgelegenheid er zowel moet gewerkt worden aan een voldoende aanbod van arbeidskrachten, als aan de uitbouw van een voldoende productieve economie. Het Technisch Rapport dat de Centrale Raad voor Bedrijfsleven opstelt inzake de werkgelegenheid en de loonkostenontwikkeling, zou kunnen worden verrijkt met een luik over de kwaliteitsconcurrentie van onze economie. Het versterken van het ondernemerschap en het aanzwengelen van de bedrijfsinvesteringen en de investeringen in onderzoek en ontwikkeling is de vierde uitdaging waarop de regering zich zal focussen. Belangrijke stappen werden daartoe reeds gezet. Het tarief van de vennootschapsbelasting werd verlaagd van 40,17 tot 33,99%. In de loop van 2005 zal op het loon van de onderzoekers van 76 wetenschappelijke instellingen en van alle ondernemingen die met deze instellingen samenwerken een vrijstelling van 50% op de bedrijfsvoorheffing worden toegekend. Bovendien is het essentieel dat zij die risico nemen van een minimale billijke sociale dekking kunnen genieten. Vandaar startte begin deze maand de eerste fase van de hervorming van het statuut van de zelfstandigen. Op die datum ging de eerste verhoging in van het zelfstandigenpensioen, dit met gemiddeld 30 euro per maand. De volgende drie jaar zal dit nogmaals gebeuren, in totaal dus voor gemiddeld 120 euro per maand, waardoor de kloof met het werknemerspensioen wordt gehalveerd. In de tweede fase van de hervorming, tegen medio 2006 zal de regering een zogenaamde eerste pijler bis opzetten die op termijn het pensioen van de zelfstandigen helemaal op het niveau van de werknemers moet brengen. Bovendien zullen in 2006 de zelfstandigen kunnen genieten van een betere bescherming in de gezondheidszorg en een verhoging van de uitkeringen, zowel via de incorporatie van de kleine risico's in de verplichte ziekteverzekering als de terugbetalingen en de maximumfactuur, net als de verhoging van de invaliditeitsuitkering. Nochtans blijven ondernemen en innoveren in ons land gebukt gaan onder een aantal zware handicaps. Zo bieden sinds de uitbreiding van de Europese Unie 16 van de 25 lidstaten een aantrekkelijker tarief van vennootschapsbelasting aan dan ons land. Ook blijft de met de Europese Commissie uitgewerkte regeling inzake de coördinatiecentra zorgen voor onzekerheid. En naast de arbeidskosten, blijven ook de energie- en elektriciteitskosten te hoog. De regering wil in 2005 elk van die handicaps grondig aanpakken. - om te vermijden dat de aanwezige coördinatiecentra en de ermee gepaard gaande arbeidsplaatsen zouden wegtrekken en ervoor te zorgen dat België aantrekkelijk blijft voor nieuwe buitenlandse investeringen, moet zo snel mogelijk de nodige rechtszekerheid worden gecreëerd voor de betrokken ondernemingen; mocht de Europese Commissie die rechtszekerheid omtrent de vernieuwde cost plus regeling niet garanderen, zal de regering een gepast alternatief uitwerken;voor het aantrekken van investeringen is tenslotte ook de verdere uitbouw van de "dienst voorafgaande beslissingen" essentieel; vanaf het eerste trimester van 2005 moet deze rulingdienst de bestaande achterstand wegwerken en binnen een korter tijdsbestek advies verlenen omtrent nieuw ingediende dossiers; bovendien zal de wet van 24 december 2002 tegen midden volgend jaar grondig worden geëvalueerd, aangepast en vereenvoudigd binnen een budgettair neutraal kader; hét uitgangspunt dat bij deze evaluatie zal worden ingebracht is de vaststelling dat de huidige fiscale regeling onze ondernemingen er toe aanzet zich overwegend te financieren met vreemd vermogen, waardoor de solvabiliteit van de Belgische bedrijven vaak te zwak is; vandaar dat bedrijven moeten worden gestimuleerd hun winst te herinvesteren; deze aanpassing opent nieuwe mogelijkheden voor particulieren om kapitaal in KMO's te beleggen die genieten van het verlaagd tarief en die volledig in handen zijn van natuurlijke personen - m.b.t. de hoge energie- en elektriciteitskosten plant de regering naast de invoering van een maximaal degressief tarief ten gunste van de bedrijven die een energieconvenant hebben ondertekend, een reeks nieuwe ingrepen om een daadwerkelijke concurrentie op de energiemarkt tot stand te brengen; alleen op die wijze zal de kostprijs zowel voor de ondernemingen, als voor de particuliere consumenten dalen; zo zal de veiling efficiënter worden georganiseerd opdat de capaciteit op termijn opgedreven kan worden tot minstens een vierde van de productiecapaciteit en zal het wettelijk kader van de elektriciteitsbeurs zo snel mogelijk worden afgerond; het wettelijk kader met betrekking tot de financiering van de kabel en de aansluiting van off-shore-projecten zal worden uitgewerkt; bovendien zullen op korte termijn initiatieven genomen worden om nieuwe milieuvriendelijke productie-eenheden te ontwikkelen, zo mogelijk via overname van bestaande sites; alvast de NMBS zal een tender uitschrijven om de markt te bevragen naar goedkopere en milieuvriendelijke stroom, die gepaard zal gaan met extra productiecapaciteit; er wordt gewaakt over de bijkomende investeringen in de capaciteit van de interconnectoren; ook zal met de gewesten overleg worden gepleegd ten einde een maximale grens in te voeren van heffingen die door de federale en regionale overheden kan worden opgelegd; zonder de wet van 31 januari 2003 in vraag te stellen gaat de regering tenslotte ook een studie laten uitvoeren over de situatie van de Belgische energiemarkt; hierbij moet onderzocht worden hoe de regulator de marktwerking kan verbeteren, om te vermijden dat een te sterke concentratie tot stand komt van productie, distributie en netwerkbeheer; de toenemende schaarste van de belangrijkste grondstoffen als olie en gas, de enorme investeringen die alternatieve energiebronnen vergen, de tijdsduur die dergelijke investeringen nodig hebben, de milieu- en veiligheidsimpact van de te nemen opties, de recente netwerkcrashes in Noord-Amerika en Italië tonen ook aan dat dit dossier de grenzen van ons land ver overstijgt; de federale regering zal bijgevolg via de Raad Transport, Telecom en Energie het initiatief nemen opdat de Europese Commissie, in aansluiting op haar eerdere mededeling inzake een strategie voor de veiligheid van de energiebevoorrading, een allesomvattend strategisch energieplan zou opmaken dat naast een algemene strategie ook zeer concrete aanbevelingen zou moet bevatten voor de deelnemende lidstaten;de regering zal de evolutie van de electriciteitsprijzen evalueren en kan, indien deze prijzen niet voldoende dalen, plafonds van de productiecapaciteit invoeren voor de verschillende producenten - m.b.t. het waken over de eerlijke concurrentie zal de voorziene hervorming van de raad voor de mededinging onverwijld worden gerealiseerd ; bovendien wordt een systeem van beroep tegen de beslissingen van de sectoriële regulatoren ingevoerd. De verdere uitbouw van de infrastructuur en de logistieke mogelijkheden van ons land is de vijfde uitdaging waarop de regering zich zal concentreren. In grote mate is dit de taak van de gewesten, maar zoals in het geval is van de IJzeren Rijn, Eurocaprail en van de verdieping van de Schelde zal de federale overheid daarbij alle diplomatieke steun en hulp verlenen. Wat de luchthaveninfrastructuur betreft hoopt de federale regering vooralsnog met de Vlaamse regering, de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, luchthavenexploitant BIAC en het koerierbedrijf DHL een akkoord te bereiken over de verdere ontwikkeling van het bedrijf. Op dit ogenblik wacht de federale regering nog op een antwoord van DHL op haar voorstel om tot een meer doorgedreven vernieuwing en modernisering van haar vloot te komen voornamelijk van de toestellen die worden ingezet op de intercontinentale routes. Voor de NMBS moeten in 2005 een aantal belangrijke oriëntaties vastgelegd worden. Die oriëntaties gebeuren in een vernieuwd Europees kader en vereisen klaarheid inzake prioriteiten. Immers, ook voor de NMBS moet duidelijkheid komen wat prioritair is en wat niet. De basismissie is duidelijk en tweevoudig: het vervoeren van zoveel mogelijk reizigers binnen het grondgebied om op die manier een volwaardig alternatief te bieden voor andere vervoersmodi en het behoud van een publieke kwalitatieve dienstverlening ten dienste van de reizigers over het hele grondgebied. De continuïteit van de dienstverlening garanderend, zal de NMBS dan ook in het bijzonder aandacht besteden aan het snel, punctueel en kwalitatief vervoer van grotere massa's over grotere afstanden tegen een zo laag mogelijke prijs. De federale overheid zal erover waken dat aan deze objectieven wordt tegemoet gekomen tijdens de onderhandeling over het beheerscontract. Voor de financiering zorgen de overheid, de derdebetaler maar ook in toenemende mate de NMBS zelf met een jaarlijkse inkomstenstijging van 8 à 10%, vooral door hogere reizigersaantallen. Het investeringsbeleid (Diabolo, GEN, Liefkenshoek, de lijn Brussel-Luxemburg, stationsomgevingen, ...) wordt verder uitgevoerd. Ingevolge deze keuze zullen bijgevolg andere activiteiten van de NMBS stelselmatig minder belangrijk moeten worden, zoals het inmiddels beter presterende ABX of het veeleer verlieslatend internationaal HST-verkeer, dan wel meer competitief worden, hetgeen het goederenvervoer meer en meer lukt. Begin 2005 zal de staat de schulden van de NMBS die overeenkomen met haar historische schuld op 31 december 1992, zijnde 7,4 miljard euro, overnemen. Deze operatie, verbonden aan de hervorming van de spoorwegstructuren, zal de voorwaarden creëren voor een meer optimaal beheer in een concurrentiële omgeving. De regering zal dan ook waken over een goed financieel beheer door de verschillende spoormaatschappijen. De Post heeft diverse initiatieven genomen om haar organisatie en werking te optimaliseren. De Post heeft ontegensprekelijk gekozen om te evolueren naar een moderner bedrijf dat beter gewapend is tegen de uitdagingen in een markt die in toenemende mate concurrentieel is. De recente resultaten van de Post gaan de goede richting uit. Verdere verbetering zal maar mogelijk zijn door voortdurende investeringen die vernieuwingen effectief mogelijk maken. Om de ambities waar te maken zal De Post, naar het voorbeeld van Belgacom, op zoek gaan naar een stabiele strategische partner, via kapitaalsverhoging, die beschikt over een duidelijk aantoonbare lange termijnvisie op gebied van strategie en werkgelegenheid en over grote financiële sterkte. De staat zal in deze NV van publiek recht over een meerderheidsparticipatie beschikken. Belgacom heeft steeds een vooraanstaande rol gespeeld inzake universele en openbare dienstverlening. De federale regering zal de Gemeenschappen uitnodigen om het I-lineproject houdende breedbandtoegang tot het internet van scholen, ziekenhuizen en bibliotheken te veralgemenen. Belgacom heeft een ambitieus meerjarenprogramma opgesteld waarvoor de komende drie jaar twee miljard euro beschikbaar is teneinde ons land haar toppositie te doen handhaven inzake nieuwe telecomtoepassingen. Investeringen zijn gepland met betrekking tot: digitale televisie, video-on-demand, snelle internetverbindingen en optische vezelnetwerken. De regering zal de modernisering van het openbaar ambt voortzetten, alsook haar strijd voor vereenvoudiging en tegen administratieve overlast versterken. Hiervan is e-government een essentieel onderdeel. Dit is het zesde spoor van het economisch beleid dat zij in de komende jaren wil voeren. De dienstbaarheid van een overheid wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit en de motivatie van haar medewerkers. Daartoe wordt het personeelsbeleid gericht op de valorisatie van expertise, de voortdurende ontwikkeling van competenties en de vorming van het personeel op elk niveau. Ook zullen verscheidenheid en gelijke kansen worden gepromoot. Tevredenheidsrondvragen bij de gebruikers zullen bijdragen tot de evaluatie en de verbetering van de verstrekte dienst. Ook zullen de verbeteringsprojecten in de administratie worden voortgezet: om hun succes te garanderen moeten alle medewerkers worden betrokken en wordt de uitvoering van nabij opgevolgd. Wat de strijd tegen de administratieve overlast betreft werden vier van de twaalf projecten die daartoe in het Regeerakkoord waren aangekondigd, gerealiseerd. Daarnaast werden nog negenentwintig andere projecten tot een goed einde gebracht. Tengevolge hiervan werd de drempel voor de maandelijkse BTW-aangifte zopas verdubbeld en zal medio 2005 de stempelcontrole worden afgeschaft. Om de creatie van nieuwe administratieve lasten te vermijden wordt nog dit jaar de Kafkatest operationeel. Deze test toetst nieuwe regels op hun administratieve impact voordat ze worden goedgekeurd door de Ministerraad, zodat nieuwe onnodige rompslomp kan worden vermeden. België zet zich overigens actief in opdat een gelijkaardig mechanisme op Europees niveau tot administratieve lastenvermindering zou leiden. Voor 2005 plant de regering verdere vooruitgang inzake de unieke gegevensinzameling voor burgers en ondernemingen. Het streefdoel blijft dat een burger of bedrijf slechts éénmaal een bepaalde informatie moet meedelen aan de overheid. Ook zal het uniek startersformulier daadwerkelijk worden ingevoerd, waardoor ondernemers binnen de drie dagen hun zaak zullen kunnen opstarten. Parallel aan de spoedige invoering van de wetsevaluatie in het Parlement, zal de regering haar actie voornamelijk toespitsen op het analyseren van de bestaande vergunnings- en registratieverplichtingen op hun doeltreffendheid en hun proportionaliteit. Dit zal onder meer gebeuren voor de vestigingsreglementering, de vergunningen inzake ambulante handel, de registratieplicht van de aannemers en de driejaarlijkse vergunning voor de verkoop van voorverpakte voedingsmiddelen. Tenslotte zullen de mogelijkheden van gebruik van de elektronische communicatiemiddelen sterk uitgebreid worden, met name inzake de archiveringsplichten van ondernemingen en de communicatie van vennootschappen met hun aandeelhouders. Zoals dit de voorbije jaren het geval was, wil de regering al deze initiatieven ontwikkelen binnen een strikt financieel en budgettair kader. Gezonde overheidsfinanciën zijn immers de beste voedingsbodem voor een duurzame, niet-inflatoire groei. De regering is er voor het zesde jaar op rij in geslaagd om een begroting in evenwicht in te dienen. Het begrotingsresultaat (zie bijlage) is het resultaat van de verwezenlijkingen van de verschillende deelsectoren van de overheid. In dit kader zal aan de Gewesten en Gemeenschappen gevraagd worden de aanbevelingen van de Hoge Raad van Financiën te volgen. De schuld zal, ondanks de overname van de schulden van de NMBS begin 2005, verder dalen van 96,9% in 2004 tot 95,8%. De beheersing van de uitgaven was de eerste bekommernis van de regering. Exclusief pensioenen stijgen de uitgaven van de federale overheid in 2005 reëel met 0,3%, inclusief pensioenen bedraagt de reële toename 1%. Deze beperking was maar mogelijk door een zeer strenge re-evaluatie van alle uitgaven, waarbij post bilateraal bijna 640 miljoen werd weggewerkt. Opvallende stijgers blijven desondanks de begroting voor veiligheid en justitie waar de 4,1 norm wordt gerespecteerd en ook de investeringsdotatie van de NMBS kende een belangrijke groei. Conform het regeerakkoord wordt het evenwicht in de stelsels van de sociale zekerheid gevrijwaard. Daartoe werden zowel maatregelen genomen aan de uitgaven- als aan de ontvangstenzijde. Aan de uitgavenzijde werden zowel sociale als administratieve uitgaven beperkt, de 4,5% norm voor de ziekteverzekering werd gehandhaafd mits een inspanning van ongeveer 200 miljoen euro, aan de andere kant werd geopteerd voor een verbreding van de financieringsbasis van de sociale zekerheid, onder meer via de invoering van een egalisatiebijdrage voor de pensioenen, een Canada Dry-regeling en een verschuiving van de lasten op arbeid naar ongezonde consumptie (tabak; verpakkingsheffingen). Tevens zal een hermodulering gebeuren van de bijdrage voor bedrijfswagens waarbij meer bedrijfswagens onderhevig worden aan een gemiddeld lagere heffing. In de fiscaliteit blijft de fiscale hervorming behouden en wordt ze volledig uitgevoerd. Daardoor zal ook in 2005 de fiscale druk dalen. Verschillende concrete acties worden ondernomen inzake de bestrijding van de fraude en een betere inning van de belastingen. Daartoe zullen onder meer een aantal wetsontwerpen ingediend worden waarvoor de regering de prioritaire behandeling zal vragen teneinde betrokken maatregelen ten laatste op 1 januari 2005 uitwerking te geven. Parallel met deze acties wenst de regering over te gaan tot een effectisering van moeilijk invorderbare belastingschulden waarbij een gedeelte van de opbrengst wordt geïnvesteerd in een doorgedreven ondersteuning van de fiscale administratie. Omwille van de budgettaire beperkingen werd beslist om een aantal maatregelen die tijdens de bijzondere Ministerraden werden goedgekeurd, vertraagd uit te voeren. De bedoeling van deze herziene timing is de uitvoering te realiseren zonder de basismechanismen te wijzigen. De regering rekent daarbij ook op een toename van de inkomsten voortkomend uit de Eenmalige Bevrijdende Aangifte. Vanaf 1 januari 2005 verdubbelen de boetes bij het ontdekken van niet aangegeven inkomsten. Bovendien nadert de datum van inwerkingtreding van de spaarrichtlijn, voorzien op 1 juli 2005. Samen met de beslissing van de Vlaamse regering dat ze net zoals het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alle gevolgen van de E.B.A.-wet zal respecteren, ook op het vlak van de successierechten, kan daardoor een belangrijke stijging van het aantal dossiers worden verwacht. (5) Nieuwe sociale noden en maatschappelijke uitdagingen Ons federaal systeem van sociale zekerheid is de beste garantie voor de sociale noden van ieder van ons. Bijgevolg zal de regering in de komende jaren het financieel evenwicht van de sociale zekerheid verzekeren. Om dit evenwicht op middellange termijn veilig te stellen, is de steun vereist van alle beheerders van ons stelsel. Daartoe doet de regering een oproep aan de sociale partners om binnen de zes maanden structurele voorstellen te doen. België beschikt over een systeem van gezondheidszorg van zeer hoog niveau dat bovendien heel toegankelijk is. Dit is geen reden om op de lauweren te rusten. Integendeel, in 2005 zal de toegang voor kinderen tot tandverzorging worden versterkt en zal de structurele onderfinanciering van de ziekenhuizen worden aangepakt. Deze onderfinanciering leidt onverbiddelijk tot een toename van de supplementen ten laste van de patiënt en tot het verhogen van de heffingen op de artsenhonoraria. Het antwoord op de onderfinanciering van de ziekenhuizen moet het mogelijk maken om een eind te maken aan deze evolutie en een goede verstandhouding te garanderen tussen de ziekenhuisbeheerders en de verschillende gezondheidsactoren die er werken.. Ook wordt de financiering van ziekenhuizen verbeterd door verder te gaan in de uitvoering van een systeem van financiering op basis van pathologieën. In ons moderne jachtige leven blijken nogal wat Belgen gezonde eet- en drinkgewoontes overboord te gooien. Om de bevolking tot meer gezonde voedingsgewoonten aan te sporen wordt een "Nationaal Gezondsheids- en voedingsplan" in samenwerking met de Gemeenschappen opgestart. Ook worden er maatregelen voorzien tegen drankmisbruik, in het bijzonder ten aanzien van jongeren. Een ander aandachtspunt is de ontwikkeling van een preventiestrategie tegen allerlei virale en bacteriologische risico's (griep, SARS,...) o.a. door het samenstellen van strategische stocks van antivirale geneesmiddelen. De regering zal ook haar strijd tegen het tabaksgebruik verder opvoeren. Door het invoeren van een minimumprijs moet worden vermeden dat vooral voor jongeren de drempel tot toegang tot tabak verder verlaagt. Eventuele opbrengsten van die maatregel en van eerder door de sector aangekondigde prijsverhogingen zullen aan de sector gezondheidszorgen van de sociale zekerheid ten goede komen. De regering zal het nieuw financieringssysteem van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen op poten zetten, dat wordt gebaseerd op het door de regering goed te keuren "businessplan". Om de investering in onze gezondheidszorg op peil te houden, heeft de regering een reëel groeiritme van het budget van 4,5% per jaar overeengekomen. De evolutie van de laatste jaren leert echter dat bij ongewijzigd beleid dit budget steevast wordt overschreden. Vandaar dat alle maatregelen uit het regeerakkoord om de actoren van ons stelsel van de gezondheidszorgen, onder meer de farmaceutische industrie en de voorschrijvende artsen, te responsabiliseren, zullen worden uitgevoerd en versterkt. Het terugbetalingssysteem zal hertekend worden teneinde het principe van de 'aangepaste zorg' ingang te doen vinden. Dit betekent dat iedere patiënt de voor hem meest aangepaste zorg vorm moet krijgen. In veel gevallen kan dit betekenen, minder dure zorg maar evenveel kwaliteit (bv. thuiszorg vóór opname in een ziekenhuis, daghospitalisatie vóór /boven klassieke opname,...). Eveneens moet de eerstelijnszorg aan belang winnen. Een betere samenwerking tussen de instellingen en de eerstelijns zorgverstrekkers kan hiertoe bijdragen. De audit die werd uitgevoerd in de sector van de revalidatie, en die belangrijke inzichten inzake (sub-)optimale financieringen aan het licht bracht, zal worden uitgebreid naar andere sectoren, bijvoorbeeld de medische materialen. Deze maatregelen zullen worden gecoördineerd door een pilootcomité van ons systeem met het oog op een kwalitatieve verbetering van de praktijken. Bedoeling is o.a. de variabiliteit in de medische praktijk te verminderen en de misbruiken in het systeem te bestrijden. In 2005 zal, tegelijkertijd met het opstarten van een breed maatschappelijk debat over de bestrijding van de sociale uitsluiting, dit tien jaar na de bekendmaking van het eerste rapport over de armoede, in concreto voor tal van mensen die in sociale moeilijkheden leven een belangrijke verbetering in hun situatie worden aangebracht. Herinschakeling van mensen uit kansengroepen is immers een kernelement voor het versterken van het maatschappelijk weefsel. Ook zullen een aantal uitkeringen aan ouderen en aan families met kinderen worden opgetrokken en zullen hun nieuwe mogelijkheden van opvang worden aangereikt. Bovendien zullen alle departementen bijdragen tot de ontwikkeling van een geïntegreerde strijd tegen de armoede. In die optiek zal de regering verschillende sociale maatregelen uitvoeren: - het leefloon, de maatschappelijke steun, de wachtuitkering van jonge alleenstaanden tussen 21 en 25 jaar, de invaliditeitsuitkering van onregelmatige werknemers en het vervangingsinkomen voor gehandicapten zullen met 1% worden verhoogd in 2004 (met 1% in 2006 en met 2% in 2007) ; - het OCMW dat een leefloner laat deelnemen aan een herinschakelingsproject in het bedrijfsleven in samenwerking met de openbare werkgelegenheidsagent-schappen, zal een extra-steun van 500 euro ontvangen; - er zullen bijkomende middelen worden uitgetrokken voor de huisvesting van daklozen en maatregelen worden genomen om de opvang van de asielzoekers en de niet-begeleide minderjarigen te verbeteren; - het basisbedrag van de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) zal met 10 euro worden opgetrokken (alsook in 2006 en 2007) en er komt een welvaartsaanpassing met 2% voor de oudere pensioenen en uitkeringen in geval van arbeidsongeval, beroepsziekte of invaliditeit (pensioen of uitkering voor het eerst gestort in 1997 of voordien); ook zal het loonplafond inzake invaliditeit, arbeidsongevallen en beroepsziekten met 2% worden opgetrokken; - het opvangen en inwonen van ouderen bij hun kinderen zal worden aangemoedigd door in het kader van de IGO ouderen die samenwonen met de kinderen te beschouwen als alleenstaanden en het verhoogd basisbedrag te laten ontvangen zonder rekening te houden met het inkomen van de kinderen, alsook door de belastingsvrije som voor jongeren die ouderen (ouders en verwanten in de tweede graad boven de 65 jaar) huisvesten te verhogen van 1200 tot 2400 euro; - de kinderopvang worden verbeterd door de middelen voor de buitenschoolse kinderopvang te verhogen met 15 miljoen euro en de leeftijdsgrens met betrekking tot de fiscale aftrekbaarheid van de kosten voor kinderopvang op te trekken tot de leeftijd van twaalf jaar; - verschillende thematische verloven (moederschapverlof in geval van geboorte van een meerling, moederschapverlof in geval van hospitalisatie van een pasgeborene, het zorgverlof) werden verbeterd en zullen nog verbeterd worden (moederschapverlof, ouderschapsverlof, ...); - de maximumuitkering voor invalide alleenstaanden en gezinshoofden werd per 1 april 2004 opgetrokken; - in overleg met de petroleumsector zal de regering een solidariteitsmechanisme opzetten om de prijsverhoging van de huisbrandolie voor de gezinnen met bescheiden inkomens te ondersteunen. bij prijsstijgingen van petroleumproducten, en dit zonder weerslag op de openbare financiën; dit mechanisme treedt in werking vanaf de winter 2004-2005. De regering zal het sociaal overleg opstarten om tegen 2007 een tweejaarlijks mechanisme voor aanpassing van de uitkeringen aan de welvaart uit te werken zodat de koopkrac