Financiering van de sociale akkoorden die betrekking hebben op de gezondheidssector: thuisverpleging, wijkgezondheidscentra en Rode Kruis
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block een ontwerp van koninklijk besluit goed dat voor 2020 de bedragen vastlegt van de vergoedingen van de maatregelen die voorzien zijn in de sociale akkoorden die betrekking hebben op de gezondheidssector en van de maatregelen die voorzien zijn in het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep.
In het kader van de begrotingsopmaak voor 2020 werden middelen voorzien in het budget van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor de financiering van de sociale akkoorden die betrekking hebben op de federale gezondheidssectoren. Concreet gaat het in dit ontwerp van koninklijk besluit om de diensten voor thuisverpleging, de wijkgezondheidscentra (telkens de openbare en de private diensten of centra) en de diensten van het Rode Kruis.
Om te kunnen instaan voor de financiering moet het RIZIV de nodige financiële middelen storten, enerzijds aan het Fonds voor de Gezondheidsinrichtingen en –diensten en anderzijds aan het Fonds Sociale Maribel van de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) wat de openbare diensten voor thuisverpleging en de wijkgezondheidscentra betreft. Het ontwerp bepaalt de bedragen van die stortingen.
Het ontwerp wordt ter ondertekening voorgelegd aan de Koning.
Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling voor het kalenderjaar 2020 van de bedragen van de vergoedingen van de maatregelen die zijn voorzien in de sociale akkoorden die betrekking hebben op de gezondheidssector en die op 1 maart 2000, 28 november 2000, 26 april 2005, 18 juli 2005, 4 februari 2011, 25 februari 2011 en 24 oktober 2012 door de federale regering werden gesloten met de betrokken representatieve organisaties van de werkgevers en werknemers en van de maatregelen die zijn voorzien in het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep voorzien in de akkoorden van 4 maart 2010 en 17 maart 2010, voor zover zij betrekking hebben op werknemers tewerkgesteld in de sector van de thuisverpleging, in wijkgezondheidscentra en door het Rode Kruis