21 okt 2021 17:15

Indiening van de bijkomende projecten inzake risicogroepen

De ministerraad keurt op voorstel van minister van Werk Pierre-Yves Dermagne een ontwerp van koninklijk besluit goed tot uitstel van de datum van indiening van de bijkomende projecten inzake risicogroepen.

De bijkomende projecten voor -26-jarigen uit de risicogroepen worden georganiseerd in projectperiodes van twee jaar. Bij ongewijzigd beleid moesten de paritaire (sub)comités ten laatste op 1 oktober 2021 een aanvraag bezorgen voor de projectperiode 2022-2023. In het koninklijk besluit van 29 augustus 2021 tot uitvoering van het sociaal akkoord in het kader van de interprofessionele onderhandelingen voor de periode 2021-2022 wordt de uiterste datum van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de inspanning ten gunste van de risicogroepen verschoven van 1 oktober 2021 naar 31 december 2021. Een neergelegde cao risicogroepen voor de jaren 2021-2022, waarin ten minste 0,05% van de loonmassa wordt toegewezen aan -26-jarigen uit de risicogroepen, is echter één van de voorwaarden voor een ontvankelijk bijkomend project risicogroepen 2022-2023. Paritaire (sub)comités die een aanvraag voor een bijkomend project risicogroepen 2022-2023 willen bezorgen, zouden zodoende geen gebruik kunnen maken van het voorziene uitstel voor de cao risicogroepen tot en met 31 december 2021.

Om een uniform wettelijk kader voor de cao’s risicogroepen en de bijkomende projecten risicogroepen in stand te houden, wordt in het ontwerp van koninklijk besluit de deadline voor de bijkomende projecten risicogroepen 2022-2023 eveneens uitgesteld tot en met 31 december 2021. Een dergelijk uitstel heeft echter gevolgen voor de kalender van de periode 2022-2023. Om voldoende tijd te voorzien voor de administratieve afhandeling van de aanvragen, zal de projectperiode in dit geval pas kunnen starten op 1 april 2022 in plaats van op 1 januari 2022.

Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.

Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 november 2013 in uitvoering van artikel 191, §3, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen