08 nov 2002 16:00

Langdurig werkzoekenden

Op voorstel van Mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Werkgelegenheid, en de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit (*) goed tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden.

Op voorstel van Mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Werkgelegenheid, en de heer Frank Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, keurde de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit (*) goed tot bevordering van de tewerkstelling van langdurig werkzoekenden.

De wijzigingen betreffen: - de vaststelling van de periode waarbinnen de vereiste inactiviteitsduur moet gelegen zijn. De maand waarin de aanwerving plaatsheeft wordt dus zelf niet meegeteld. Dit leidt tot ongewilde uitsluiting van sommige werknemers. Het meest treffende voorbeeld is de werknemer die na een startbaan van 12 maanden aangeworden wordt: met de huidige tekst zal hij niet beschouwd worden als langdurig werkzoekende (behalve als de 12 maanden Rosetta juist samenvallen met 12 kalendermaanden), met de voorgestelde wijziging komt hij wel in aanmerking. - de aanpassing van de procedure in geval van laattijdige aanvraag van de werkkaart. Tot nu toe vervalt elk recht op bijdragevermindering voor de werknemer wanneer de werkkaart te laat wordt aangevraagd. Dit recht wordt nu wel toegekend, maar dan slechts vanaf het kwartaal volgend op de laattijdige indiening van de werkkaart. De sanctie voor de werkgever bij laattijdigheid wordt dus gemilderd, vooral in het belang van de werknemer (met de huidige regeling is het zo dat de werkgever die verneemt dat hij niet in aanmerking komt wegens laattijdigheid van de werkkaart, in heel wat gevallen de werknemer zal ontslaan en een andere werknemer in dienst nemen die wel in aanmerking komt voor de werkkaart). - de aanpassing van de techniek van activering van uitkeringen bij korte tewerkstellingen: er zal in de toekomst rekening gehouden worden met de prestatiebreuk om het theoretisch bedrag aan activering (500 euro per maand) in een lager proportioneel bedrag. Op die manier wordt vermeden dat in eenzelfde maand meerdere keren de 500 euro wordt gevraagd per korte tewerkstelling. Bovendien wordt in die situatie vermeden dat de werknemer voor elke korte tewerkstelling telkens een aanvraag moet doen. (*) tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001.