Klokkenluiders: bescherming van personen die inbreuken op het EU-recht melden wat betreft het Grondwettelijk Hof
De ministerraad keurt op voorstel van eerste minister Bart De Wever een voorontwerp van bijzondere wet goed tot aanvulling van de bijzondere wet van 6 januari 1989 betreffende het Grondwettelijk Hof, met bepalingen over klokkenluiders.
Dit voorontwerp van bijzondere wet strekt ertoe richtlijn (EU) 2019/1937 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden, om te zetten in het Belgisch recht wat betreft het Grondwettelijk Hof.
Het nieuwe hoofdstuk VIbis van de bijzondere wet voert zowel een intern als een extern meldingskanaal in. Intern wordt een meldingspunt ingericht bij de oudst benoemde rechter van elke taalgroep, die fungeert als verwerkingsverantwoordelijke en beschikbaar is voor alle personen die beroepsmatig met het Hof in contact staan. Daarnaast wordt een onafhankelijk extern meldingskanaal opgericht in de vorm of een Comité samengesteld uit magistraten van het Grondwettelijk Hof, het Hof van Cassatie en de Raad van State.
De bepalingen waarborgen bovendien een strikt vertrouwelijke behandeling van meldingen, een beveiligde verwerking van persoonsgegevens, een verplicht meldingsregister en duidelijke regels voor de opvolging van meldingen, waaronder de uitsluiting van de betrokken hoogste leidinggevende wanneer er aanwijzingen van diens betrokkenheid bestaan.
Er worden maatregelen voorzien om klokkenluiders te beschermen tegen represailles, onder meer via de mogelijkheid tot tijdelijke overplaatsing of terbeschikkingstelling, al is deze bescherming niet toepasbaar op de magistraten en het administratief personeel van het Hof wegens hun specifiek statuut.
Dit voorontwerp hangt samen met twee andere ontwerpen en er moeten eerst nog koninklijke besluiten en praktische regelingen voor de rechterlijke orde worden uitgewerkt voordat deze wetten effectief in werking kunnen treden. De datum van inwerkingtreding van het voorontwerp zal daarom worden vastgelegd bij koninklijk besluit, met als uiterste datum 1 januari 2028.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit en het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens. Het wordt eveneens voorgelegd aan syndicale onderhandelingen en vervolgens voor advies overgemaakt aan de Raad van State.