17 mrt 2006 16:00

Strijd tegen kindontvoeringen

Een nieuw juridisch instrument in de strijd tegen kindontvoeringen tussen Europese landen: omzetting in Belgisch recht van het Europese Reglement 'Brussel II bis'

Een nieuw juridisch instrument in de strijd tegen kindontvoeringen tussen Europese landen: omzetting in Belgisch recht van het Europese Reglement 'Brussel II bis'

De Ministerraad keurde een voorontwerp van wet goed dat een Europese verordening omzet en dat maatregelen voorziet tegen kindontvoeringen (*). Het is een voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie. Problematiek van de internationale kindontvoeringen Onze maatschappij is de laatste jaren sterk geëvolueerd. De progressieve verdwijning van de grenzen leidde ertoe dat het personenverkeer toenam. Ook steeg het aantal huwelijken en situaties van samenwonen tussen personen van verschillende nationaliteiten en soms van verschillende culturen. Het kan gebeuren dat een ouder zijn kinderen onverwacht over een grens brengt, zonder rekening te houden met de rechten van de andere ouder of zijn kinderen niet terugstuurt na een periode van bezoekrecht in het buitenland. Bij dergelijke situaties is het voor de ouder die hiervan het slachtoffer wordt vaak moeilijk om zelf toegang te bekomen tot de rechtsmachten van een Staat die ver verwijderd is. Ter herinnering: in België is de FOD Justitie, op basis van de internationale Verdragen en de afgesloten administratieve Akkoorden, belast met het vertegenwoordigen van de ouder-slachtoffer, met het oog op het doen naleven van diens rechten en van die van het kind. Zoals in andere landen, waar het ministerie van Justitie eveneens aangeduid werd als centrale Autoriteit, vervult de FOD deze rol sedert 1986. Een Federaal Contactpunt 'internationale kinderontvoeringen' werd opgericht in de FOD Justitie in januari 2005, om de ouders die het slachtoffer zijn van de ontvoering van hun kinderen beter bij te staan en om alle verzoeken in verband met een internationale kindontvoering of een grensoverschrijdend bezoekrecht te centraliseren. De omzetting van Brussel II bis in Belgisch recht Als aanvulling van het Verdrag van Den Haag van 1980, is het Europees Reglement 'Brussel II bis' – dat op 27 november 2003 werd goedgekeurd – op 1 maart 2005 in werking getreden in 24 van de 25 lidstaten van de Europese Unie. Het voorontwerp heeft als doel de nieuwe verplichtingen in België te doen in werking treden die het gevolg zijn van dit reglement en die het mogelijk zullen maken om deze pijnlijke situaties efficiënter te regelen: - de beslissing inzake de terugkeer van het kind zal moeten worden genomen door de rechter van de Staat waarin het verscholen wordt en dit – behalve bij uitzonderlijke omstandigheden – binnen een termijn van 6 weken; - indien er beslist wordt om het kind niet te laten terugkeren, behoort de eindbeslissing over het hoederecht en de terugkeer van het kind aan de rechter van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had alvorens het werd ontvoerd; - het zal daarenboven niet meer nodig zijn een beroep te doen op een specifieke juridische procedure om de erkenning en de uitvoering van de uitgesproken beslissingen te garanderen. Concreet gezien bestaat de grote vernieuwing van dit Reglement in het feit dat, wanneer een Belgische rechter beslist dat het kind terug moet komen, deze beslissing onmiddellijk in een andere lidstaat uitvoerbaar zal zijn. Deze nieuwe reglementering zou een bijzonder ontradend effect moeten hebben op een ouder die ontvoeringsplannen zou koesteren. Aangezien de rechter van de gewone verblijfplaats van het kind het laatste woord heeft, zou dit systeem de ouder er ook toe moeten aanzetten om onmiddellijk door deze rechter het familiale geschil inzake het hoederecht te laten regelen, zodra dat conflict ontstaat. Voor wat het bezoekrecht betreft, zal het voortaan niet meer mogelijk zijn om zich te verzetten tegen een beslissing dienaangaande, indien ze vergezeld gaat van een certificaat, waaruit blijkt dat bepaalde formaliteiten werden vervuld. Deze formaliteiten hebben betrekking op het respecteren van wat men de minimale procedurele waarborgen noemt, zoals het feit dat het mogelijk werd gemaakt dat alle partijen worden gehoord. Het certificaat strekt er ook toe dat men tot een zekere uniformiteit komt inzake de manier waarop het bezoekrecht moet gebeuren, evenals de precieze vermelding van de data waarop dat recht wordt uitgeoefend, de bijzondere verplichtingen van de persoon die het ouderlijk gezag heeft en van de persoon die het bezoekrecht heeft, de financiële last van de verplaatsingen van het kind, de eventuele beperkingen verbonden met het recht en het feit dat de beslissing de terugkeer van het kind voorziet. In deze situatie moet de beslissing inzake het bezoekrecht voortaan niet meer het voorwerp zijn van een specifieke procedure op het gebied van de erkenning en de uitvoering. Ze zal onmiddellijk uitvoerbaar zijn in alle lidstaten van de Europese Unie, uitgezonderd in Denemarken. Bovendien wijst dit voorontwerp van wet de materie 'internationale kindontvoeringen' toe aan een beperkt aantal rechtbanken: een enkele rechtbank van eerste aanleg per ressort van Hof van Beroep zal in de toekomst bevoegd zijn voor deze materie, wat het mogelijk maakt een beroep te doen op gespecialiseerde en specifiek opgeleide magistraten. (*) uitvoering van Verordening nr 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en tot intrekking van Verordening EG nr 1347/2000 van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, en van het Verdrag van 's Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.