14 nov 2003 18:55

Toespraak van de Eerste Minister Guy Verhofstadt

Toespraak van Guy Verhofstadt, Eerste Minister van België, op het ELDR congres.
Amsterdam, 14 november 2003.

Toespraak van Guy Verhofstadt, Eerste Minister van België, op het ELDR congres. Amsterdam, 14 november 2003.

Een Liberale toekomst voor Europa Mijnheer de Voorzitter, Geachte collega's Dames en Heren, Verkiezingen dwingen partijen om na te denken. Verkiezingen dwingen partijen om hun visie op de toekomst scherp te stellen. Dat is onze opdracht, hier in Amsterdam. Zonder schroom. Zonder angst. Want Europa is een liberaal project. Immers, het is geen toeval dat Europa gebaseerd is op de vier vrijheden de vrije circulatie van personen, goederen, diensten en kapitaal. Het is geen toeval dat Europa zich ontwikkelt via een eengemaakte markt en een gemeenschappelijke munt. Het is geen toeval dat Europa streeft naar een eigen plaats en een eigen stem in de wereld. Europa ontstond immers op de puinhopen van het fascisme en de oorlog. En Europa kwam pas tot volle ontwikkeling nadat dat andere totalitaire maatschappijmodel, het communisme, was geïmplodeerd. Het Europese project gaat over het uitgommen van grenzen, het centraal stellen van de persoonlijke vrijheid, het aanreiken van een nieuwe politieke synthese. Een synthese die stoelt op de politieke rechten en vrijheden, op de vrije onderneming, op de vrije markt. Het Europa dat wij nu kennen met alle onvolkomenheden die wij ervaren is het meest liberale project ooit. Dames en Heren, Over enkele maanden breekt een nieuwe fase in de Europese integratie aan. Op 1 mei 2004 is de politieke eenmaking van Europa een feit. En enkele dagen later dat hoop ik althans zal de eerste grondwet voor de Unie ondertekend worden. De weg die is afgelegd sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, is kolossaal. Tijdens die eerste vijftig jaar van onze gezamenlijke geschiedenis, lag de nadruk op de economische eenmaking. Nu komt het er op aan om ook het politieke project uit te tekenen. Europa is immers nooit een louter economisch project geweest. Europa heeft ook en vooral een politieke finaliteit. In de komende vijftig jaar zie ik daartoe vier grote hervormingen: een meer democratische uitbouw van de Unie; een geloofwaardig buitenlands beleid gestoeld op een eigen Europese defensie; een communautaire financiering; en een coherent economisch beleid. Laat mij beginnen met de noodzaak om de Europese Unie democratischer te maken. De organisatie van de staat en meer nog de plaats van de burger in dat staatsbestel, zijn bij uitstek onze themas. Hoe kunnen we de burgers meer inspraak geven? Hoe kan de besluitvorming transparanter worden? Het zijn deze vragen die, nu twee jaar geleden, werden gesteld in de Verklaring van Laken en die de aanzet vormden voor het constitutionaliseringsproces dat nu aan de gang is. De Conventie, onder voorzitterschap van Valéry Giscard dEstaing, heeft antwoorden geformuleerd. Wij, Europese liberalen, moeten ons achter het resultaat van de Conventie scharen. Want de Conventie heeft haar opdracht tot een goed einde gebracht. Mede dankzij de inzet en het talent van onze liberale Conventieleden. Velen onder hen zijn hier vandaag aanwezig. Ik zou hen willen danken voor a job well done. Dankzij hun niet aflatende inspanningen beschikken we nu over een zeer liberaal ontwerp van grondwet. Het is nu aan de liberale leden van de Europese Raad, van wie de meesten hier vandaag ook aanwezig zijn, om dit ontwerp zo ongeschonden mogelijk door de Intergouvernementele Conferentie te loodsen. Daarmee is de inspraak van de Europese burger evenwel nog niet verzekerd. En dat is een belangrijk obstakel. Zelfs voor de Belgen lijkt Brussel ver weg. Weinig mensen kunnen nog volgen. Meer en meer mensen stellen zich vragen bij het democratisch gehalte van de Europese Unie. En ze hebben geen ongelijk. Een democratie zonder inspraak is geen liberale democratie. Als we de liberale democratie binnen en buiten Europa willen aanprijzen, dan moeten we eerst zorgen dat die bij ons een feit is. En als we geloven in de kracht van het individu, in de verantwoordelijkheid van de burger, dan moeten we toch geen schrik hebben om zijn mening te vragen. In de eerste plaats moet het Europees Parlement elke toekomstige wijziging van het grondwettelijk verdrag goedkeuren. Dit zal de democratische legitimiteit ervan versterken en het verdrag laten evolueren naar een echte grondwet. Maar waarom zouden we Europese burgers ook niet rechtstreeks betrekken bij dit contitutionaliseringsproces? In die zin vind ik het een uitstekende zaak dat verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben beslist om de toekomstige Europese grondwet in een referendum aan hun burgers voor te leggen. Zo ontstaat een debat over hoe Europa er moet uitzien, hoe Europa opnieuw een project van de Europeanen kan worden. En waarom zouden we daarin niet nog verder durven gaan? Waarom zouden we niet elke verdragswijziging in een Europees referendum aan de burgers voorleggen? Uit zowel socialistische als conservatieve hoek horen we dat de burger niet zou begrijpen waarover het gaat. Zon argument is niet alleen vreselijk paternalistisch, het is bovendien weinig democratisch. Als we Europa niet meer kunnen, of erger nog niet meer durven uit te leggen aan de burgers, dan pas heeft Europa écht een probleem. Dames en Heren, Dit brengt mij tot de tweede bouwsteen voor het liberale Europa van de 21ste eeuw. De Europese Unie onze Unie dient uit haar grondwet de kracht te putten voor de ontwikkeling van een echt, een geloofwaardig Europees buitenlands beleid. Een buitenlands beleid dat stoelt op een eigen Europese defensie. U weet hoeveel belang ik hieraan hecht. Dit belang is geboren uit ons eigen verleden. Sommigen onder ons hebben nog de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Zij hebben meegemaakt hoe Europa enkel bevrijd is kunnen worden door de hulp van de Verenigde Staten. We zijn de VS hiervoor nog steeds dankbaar. Het zijn ook de verschrikkingen van die oorlog die de politieke leiders van toen hebben aangezet tot het meest ambitieuze project van de 20ste eeuw: de vereniging van Europa. Die vereniging heeft ons vrede en welvaart gebracht. Wij hebben echter allemaal moeten ervaren hoe de Europese reus op kritieke momenten een vastgebonden Gulliver bleek te zijn. Europa was verlamd toen op ons eigen continent een vreselijke oorlog woedde in de Balkan. Europa heeft niets gedaan om die oorlog te verhinderen of te stoppen. Het waren opnieuw de Verenigde Staten die in een Europese oorlog hebben moeten ingrijpen. Even stuitend was de verdeeldheid van Europa omtrent de oorlog in Irak. In maart 2002, tijdens de Europese Raad van Barcelona, hebben Louis Michel en ikzelf gepoogd om Irak op de agenda te plaatsen. De discussie duurde amper twintig seconden. Pas een jaar later heeft de Europese Raad zich over Irak gebogen, toen alle lidstaten reeds hun eigen standpunten hadden ingenomen en we alleen onze verdeeldheid konden vaststellen. Deze twintig seconden in Barcelona waren voor mij, zoals de Amerikanen het zeggen, a defining moment. Het is me toen duidelijk geworden dat we pas een echt gezamenlijk buitenlands beleid zullen hebben wanneer we beschikken over een eigen, krachtig en geloofwaardig defensie-instrument. Dat is de les die ik uit het Irak-debâcle heb getrokken. Het klopt niet dat we eerst een gemeenschappelijk buitenlands beleid moeten ontwikkelen en dat de gezamenlijke Europese defensie dan wel automatisch zal volgen, als een nageboorte. Het is net omgekeerd. We moeten beginnen met een gezamenlijke defensie. Dat zal ons verplichten om, in tijden van crisis, te beslissen of we dat instrument willen inzetten of niet. Op die manier zal een gemeenschappelijk buitenlands beleid ontstaan. Het is dit inzicht dat me er toe bracht om in juli van vorig jaar een brief te schrijven aan mijn collegas in de Europese Raad. En het is dit inzicht dat mij, samen met de Franse President, de Duitse Bondskanselier en de Luxemburgse Eerste Minister, bracht tot de voorstellen die we in april van dit jaar lanceerden voorstellen die het concept van de Europese defensie concreter willen maken, tastbaarder. Ik heb er vertrouwen in dat we onze plannen tot een goed einde kunnen brengen. Uit elke opiniepeiling en Eurobarometer blijkt immers dat de Europese bevolking het idee van een Europese defensie genegen is. Het Europese Parlement heeft zich achter onze voorstellen geschaard. In de instellingen van de Raad worden onze voorstellen besproken door de 25 lidstaten. En in verschillende lidstaten groeit de belangstelling en de bereidheid om mee de schouders te zetten onder dit project. Toch heerst er nog wantrouwen. Ten onterechte. Want voor ons is een Europese defensie geen strategische zet gericht tegen de Verenigde Staten of bedoeld om de Atlantische Alliantie te ondermijnen. Integendeel. Het maakt Europa tot een volwaardige en slagvaardige partner van de VS. Het versterkt de Alliantie. Het is vooral een kwestie van Europese emancipatie. Om vernederingen zoals in de Balkan in de toekomst te vermijden. Om onze liberale, ethische maatschappijvisie, die wij delen met de VS, samen uit te dragen. Om samen met de VS, onder VN-mandaat, dictaturen en tirannieën, honger en armoede wereldwijd te bestrijden. Dames en Heren, Een coherent en ambitieus Europa, met een eigen stem en plaats in de wereld, dat is onze visie. Om die visie waar te maken, moeten we verhelpen aan de inherente tweespalt in onze Unie de tweespalt tussen nettobetalers en netto-ontvangers; de tweespalt tussen diegenen die middelen ontvangen uit de structuur- en cohesiefondsen en diegenen die dat niet doen. Dit brengt me tot mijn derde bouwsteen om van de Europese Unie een volwaardig liberale Unie te maken, namelijk de financiering van de Unie. Al vele jaren woedt er in Europa een onaangename discussie over de financiering. Bij elke onderhandeling over de instellingen, of over de hervorming van het landbouwbeleid, of over Europese onderzoeksprogrammas komt er wel een moment waarbij nettobetalers recht tegenover netto-ontvangers staan. Sommige lidstaten durven daarbij wel eens te dreigen de geldkraan dicht te draaien. Andere reageren dan door het besluitvormingsproces stil te leggen. Deze discussie tussen nettobetalers en netto-ontvangers is niet alleen onaangenaam. Met het debat over de volgende financiële perspectieven in zicht, zal deze discussie onmogelijk worden. En bovendien gevaarlijk voor de samenhang binnen de pas uitgebreide Unie. Daarom stel ik voor dat wij het aloude liberale principe no taxation without representation omdraaien. Vanuit dit principe, Brits van oorsprong, is sinds de Middeleeuwen de democratie in Europa gegroeid. Mensen wilden geen belasting betalen aan de Koning zonder inspraak in de besteding van dat geld. Zo zijn onze parlementen ontstaan en uiteindelijk tot parlementaire democratieën uitgegroeid. De Europese Unie is momenteel gebaseerd op het principe representation without taxation. Dit is niet langer houdbaar. Burgers zijn graag solidair maar solidariteit moet doorzichtig zijn, transparant. Dat is de reden waarom ik voorstel om de huidige nationale belastingsbijdragen minstens gedeeltelijk te vervangen door een communautaire financiering van de Unie een financiering op basis van echte eigen middelen dus. En dat is ook de reden waarom ik ervoor pleit dat het budgettaire kader van de Unie gezamenlijk door Raad en Parlement worden vast gelegd. Om te vermijden dat een of enkele lidstaten, omdat ze teveel moeten betalen of te weinig krijgen, de financiering van de Unie zouden blokkeren. Het lijkt mij de enige manier om te vermijden dat de discussies over de financiële perspectieven ontaarden in een gevecht waarin lidstaten met getrokken messen tegenover elkaar staan. Dames en Heren, Ik kom tot mijn laatste bouwsteen, de nood aan een coherent Europees economisch beleid. Sommigen zullen zeggen: die bouwwerf is af. We hebben een eengemaakte interne markt, een gemeenschappelijk munt en een communautair handelsbeleid. Maar dat volstaat niet. Wat we nog missen is een gecoördineerd economisch beleid dat gericht is op het verbeteren van onze concurrentiepositie en op de creatie van welvaart. De vraag die we ons moeten stellen is de volgende: hoe willen we de doelstellingen die we ons in Lissabon hebben gesteld, realiseren? De meest concurrerende en dynamische kenniseconomie tegen het einde van dit decennium. Een tewerkstellingsgraad van 70% in 2010. De centrale vraag daarbij is: hoe kunnen we in een dergelijke concurrerende en dynamische kenniseconomie nog welvaart creëren? Hoe kunnen we onze sociale bescherming, die de beste is van de wereld, behouden? Hoe kunnen we onze pensioenstelsels vrijwaren? Hoe kunnen we vooral de lasten op de arbeid verlichten? Daar gaat het om. De becijferde objectieven van Lissabon zijn geen doel op zich. Het zijn middelen om het maatschappijmodel dat wij in Europa hebben opgebouwd en dat uniek is in de wereld, ook in de 21ste eeuw overeind te houden. Dames en Heren, Zoals de founding fathers vijftig jaar geleden begonnen aan de uitbouw van het economische Europa, zo moeten wij vandaag, als nieuwe founding fathers, beginnen aan de uitbouw van een politiek Europa, een liberaal Europa. Laten we onszelf niet wijs maken dat dit een al te ambitieus project is, want wie dat zegt laat de moed op voorhand varen. De Europese integratie is juist een verhaal van grote ambities waarbij telkens opnieuw een taboe uit de Europese geschiedenis werd doorbroken. De kolen- en staalproductie van Frankrijk en Duitsland onder een gezamenlijke autoriteit brengen; de binnengrenzen en grenscontroles afschaffen; een gezamenlijke munt invoeren; een Europese grondwet schrijven. Telkens opnieuw gingen stemmen op dat dit al te ambitieus was, en dus irrealistisch. Maar telkens weer stonden mannen en vrouwen op die door de kracht van hun overtuiging het onmogelijke waar maakten. Dat is onze uitdaging, vrienden: laten wij, Europese liberalen, de founding fathers zijn van het liberale Europa van de 21ste eeuw.