Verdrag over het statuut van tijdelijk NAVO-personeel in België
De ministerraad keurt op voorstel van eerste minister Alexander De Croo, belast met Buitenlandse Zaken, een voorontwerp van wet goed houdende de instemming met een bilateraal verdrag tussen België en de NAVO over de rechtspositie van het tijdelijk personeel van de NAVO in België.
Gedurende vele jaren heeft NAVO tijdelijk personeel in dienst genomen volgens een specifiek systeem waarvan het beheer, volgens het internationaal college van de NAVO-revisoren, ernstige tekortkomingen vertoonde. Dit personeel beschikte niet over het bevoorrecht statuut van de Conventie van Ottawa van 1951 die de werking van het Internationaal Secretariaat van de NAVO regelt en viel evenmin onder toepassing van de Belgische arbeidswetgeving. Uitgekeerde wedden waren dus niet onderworpen aan de inkomstenbelasting en de sociale bescherming vanwege de NAVO was duidelijk ontoereikend.
Binnen de NAVO werd een nieuw statuut voor het tijdelijk personeel onderhandeld en door de lidstaten goedgekeurd op 19 augustus 2015.
De NAVO besliste om een eigen specifiek stelsel van sociale zekerheid in te voeren en was vragende partij voor een bilateraal akkoord om de inkomsten van het tijdelijk personeel in België van belastingen vrij te stellen. Het verdrag dat vandaag voorligt, legt bijzondere bepalingen vast inzake de fiscaliteit, de sociale zekerheid en de registratie van het tijdelijk personeel van de NAVO in België.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.
Voorontwerp van wet houdende instemming met de regeling tussen het Koninkrijk België en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie betreffende de rechtspositie van tijdelijk personeel dat wordt aangeworven door en tewerkgesteld in een orgaan van de NAVO dat op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd is, gedaan te Brussel, op 7 februari 2022