03 dec 2004 16:00

Welzijn van het kind

Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de ministerraad het voorontwerp van wet goed dat streeft naar de gelijkmatig verdeelde bewaring van het kind bij scheiding van de ouders, en naar reglementering van de gedwongen uitvoering inzake bewaring van het kind. Ook werden de ontwerpen van koninklijke besluiten goedgekeurd die nodig zijn voor de inwerkingtreding van verhoging van de plafonds voor inbeslagname wanneer de schuldenaar één of meerdere kinderen ten laste heeft.

Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Minister van Justitie, keurde de ministerraad het voorontwerp van wet goed dat streeft naar de gelijkmatig verdeelde bewaring van het kind bij scheiding van de ouders, en naar reglementering van de gedwongen uitvoering inzake bewaring van het kind. Ook werden de ontwerpen van koninklijke besluiten goedgekeurd die nodig zijn voor de inwerkingtreding van verhoging van de plafonds voor inbeslagname wanneer de schuldenaar één of meerdere kinderen ten laste heeft.

De bewaring van het kind bij scheiding: evolutie van de praktijken. Tot een jaar of vijftien geleden werd de hoofdzakelijke bewaring van het kind, tenzij bij uitzondering, toevertrouwd aan de moeder, met een bezoekrecht voor de vader, meestal één weekend op twee, soms op woensdag en tijdens de helft van de schoolvakanties. Tegenwoordig is iedereen het er over eens dat beide ouders bij de opvoeding van het kind moeten betrokken worden. Dit principe, bevestigd door het Verdrag van de Verenigde Naties van 1991 over de rechten van het kind, vormde de basis van de wet van 13 april 1995 inzake de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag. Sedert 1995 aanvaarden steeds meer rechters het principe van de gedeelde of beurtelingse bewaring (*). De huidige jurisprudentie meent echter dat de gedeelde bewaring alleen mogelijk is wanneer beide partijen daarover akkoord zijn, en dit vermits deze oplossing alleen werkzaam kan zijn wanneer de ouders over de modaliteiten van de bewaring overeenkomen. Dit is een grote stap voorwaarts: tot voor enkele jaren weigerden bepaalde rechtbanken doodgewoon om de gelijkmatig verdeelde bewaring toe te passen, zelfs wanneer de ouders akkoord waren. Momenteel wordt bij scheiding geval per geval bekeken wat er met de bewaring van de kinderen gebeurt. Deze praktijk maakt dat de uitkomst van een proces zeer onzeker is, wat dan weer leidt tot een opstapeling van gerechtelijke procedures: iedereen "waagt zijn kans" en vaak is het de meest onverzettelijke ouder die gelijk krijgt. De onvoorspelbare de afloop van een proces wordt nog versterkt door het feit dat elke rechter terzake zijn eigen gevoeligheid laat spreken. Men kan spreken van een "model per rechter". Het belang van het evenwicht van de kinderen De gedeelde bewaring is uiteraard niet bij elke situatie de ideale oplossing. Maar wanneer een scheiding onvermijdelijk is, is het belangrijk dat er een goede verstandhouding bestaat tussen de beste formule het aanmoedigen van de verstandhouding tussen de ouders. Voor een kind is immers niets verwoestender dan een pijnlijk proces dat vader en moeder tegen elkaar voeren. In feite wordt de beslissing over de bewaring van het kind vaak als dringende maatregel genomen bij het begin van de scheiding. De rechter is dan verplicht om te oordelen op basis van gedeeltelijke elementen (attesten, processen-verbaal van de politie inzake een geïsoleerd voorval, houding van de partijen tijdens de zitting...). De rechter doet vaak een voorlopige uitspraak, in afwachting van een onderzoeksmaatregel (sociaal onderzoek, expertise...), maar de eerste beslissing wordt, uitzonderingen daargelaten, meestal ook de definitieve. De inlichtingen die daarna worden ingewonnen zijn inderdaad vaak onvoldoende om de situatie zoals die zich in de loop van de tijd ontwikkelde opnieuw in vraag te kunnen stellen. Een belangrijke meerderheid van de groep "Gezin en burgerlijke gerechtelijke rechten" die van november 2003 tot maart 2004 samenkwam in het kader van de "Staten-generaal van het Gezin", pleitte voor het invoeren van "een wettelijk model dat de rechter verplicht zou moeten volgen indien er geen andere elementen aanwezig zijn". In navolging van het begrip "gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag" van de wet van 13 april 1995, kon dit model enkel egalitair zijn. Het moest dus een gelijke verdeling aanbevelen van de duur van de bewaring tussen de ouders, om zo een echte gedeelde ouderlijke verantwoordelijkheid te bevorderen. Een soepel model voor gedeelde bewaring Het voorontwerp van wet dat Minister Onkelinx voorstelt bevat een soepel model dat de gelijkmatig verdeelde bewaring bevoorrecht. Dit model zal de wens om tot een akkoord te komen aanmoedigen, aangezien men er alleen wegens gemotiveerde redenen van zal kunnen afwijken. De gedeelde bewaring zou dus de norm worden, indien het ouderlijk gezag gezamenlijk wordt uitgeoefend. Het zal niet van toepassing zijn wanneer de rechtbank het ouderlijk gezag uitsluitend aan één ouder toewijst. Bij gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag kan de rechter niettemin de bewaring aanpassen in functie van bijzondere situaties (geografische verwijdering tussen de ouders, onbeschikbaarheid, broeder- en zusterschap, zeer jonge leeftijd van het kind...): in dergelijk geval zal hij zijn beslissing moeten motiveren. Het zal niet langer de taak zijn van de ouder die om gedeelde bewaring verzoekt om de gegrondheid ervan aan te tonen, maar het zal aan de ouder die zich ertegen verzet toekomen om te bewijzen dat er een contra-indicatie bestaat. De Minister wenst geen afdwingbaar model op te leggen: het model voor de gelijkmatig verdeelde bewaring zou veralgemeend moeten worden, maar de formule zal niet onmiddellijk worden opgedrongen, aangezien de wet aan de rechtbanken een belangrijke beoordelingsbevoegdheid behoudt, in functie van specifieke omstandigheden. Vereenvoudiging van de procedures Het ontwerp van de Minister zal bovendien de procedureregels wijzigen die van toepassing zijn in de jeugdrechtbank op het gebied van het ouderlijk gezag en de bewaring: - de opportuniteit van voorlopige maatregelen zal worden onderstreept; - door het instellen van een her-evaluatie van de situatie wanneer de gelijkmatig verdeelde bewaring niet onmiddellijk wordt bevolen; - door de invoering van een mechanisme zodat men niet meer verplicht is om een nieuwe procedure in te leiden indien de omstandigheden veranderen: het neerleggen van conclusies of van een schriftelijk verzoek bij de griffie zal het de rechter mogelijk maken de zaak te herbekijken, teneinde eventueel een voorheen genomen beslissing te wijzigen. Welke oplossing wanneer de beslissingen van de rechter niet worden gerespecteerd? In een dergelijk geval voorziet de wet momenteel twee mogelijkheden: - de ouder die het slachtoffer is kan een strafrechtelijke klacht indienen: aangezien de veroordeling pas meerdere maanden nadien zal worden uitgesproken, kan voor sommige ouders de relatie met hun kind ernstig verstoord zijn of verliezen ze zelfs elk contact met het kind. Deze situatie kan bovendien zeer schadelijk voor het kind zelf zijn; - de rechter kan een dwangsom opleggen: die kan echter niet doeltreffend blijken indien de weerspannige partij onvermogend is. Wanneer de rechterlijke beslissingen op het gebied van de bewaring niet worden uitgevoerd, staat het slachtoffer haast machteloos. We moeten rekening houden met het lijden van de ouder die het moeilijk heeft om zijn rechten te doen respecteren en met het belang van het kind om contact te houden met beide ouders. Uit respect voor het kind moet er echter omzichtig worden gehandeld. In die zin stelt het voorontwerp van wet twee concrete oplossingen voor: - na vaststelling van de overtreding kan de rechter de situatie opnieuw onderzoeken en zo nodig een beroep doen op dwangmaatregelen. In dat kader kan hij de gerechtsdeurwaarder belasten met de gedwongen terugname van het kind. Hij zal hierbij vergezeld zijn door een bevoegde persoon, zodat de gedwongen terugname van het kind in goede omstandigheden verloopt voor het betrokken kind. - de dwangsom zal kunnen worden geïnd in de vorm van beslagname op het loon of de sociale uitkeringen, zoals dat het geval is bij alimentatie, en zoals voorzien in artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek. Dat laatste zal dus worden gewijzigd, zodat het mogelijk wordt dat de inbeslagneming wordt uitgebreid tot de veroordelingen tot betalen van een dwangsom in geval van het niet naleven van de afspraken over de bewaring. Men kan inderdaad van oordeel zijn dat het niet naleven van de afspraken over de bewaring net zo ernstig is als het niet betalen van alimentatiegeld. Omdat beide gevallen strafrechtelijk wordt bestraft, is het dus onontbeerlijk dat de geldelijke sancties die eruit voortvloeien even efficiënt zijn. Inwerkingtreding van de verhoging van de drempels van onvatbaarheid voor beslag In geval van beslagname, voorziet artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek dat een bepaalde som geld moet beschikbaar blijven om een waardig bestaan te verzekeren aan de schuldenaar. Momenteel kan op deze sommen enkel beslag worden gelegd, wanneer de schuldenaar het alimentatiegeld niet betaalt. Deze uitzondering zal worden uitgebreid: ook het bedrag van de dwangsommen die kunnen worden opgelegd in geval van het niet naleven over de afspraken van de bewaring. (*) Men geeft de voorkeur aan de uitdrukking "gedeelde bewaring", want wanneer de ouders gescheiden zijn en het kind zich nu eens bij de ene en dan weer bij de andere ouder begeeft, is er reeds sprake van beurtelingse bewaring; de gedeelde bewaring houdt daarnaast in dat de ouders evenveel tijd doorbrengen met hun kinderen.