01 apr 2004 19:00

Wijziging van de wet betreffende collectieve schuldenregeling

Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed tot wijziging van de wet betreffende collectieve schuldenregeling. Het is de wet van 5 juli 1998, de zogenaamde "Di Rupo"-wet, die nu de collectieve regeling van alle schulden organiseert van niet-handeldrijvende personen, die hun financiële verplichtingen niet meer kunnen delgen. Sinds de inwerkingtreding van deze wet, waren, eind 2003, haast 31.000 aanvragen van collectieve schuldenregeling ingediend en het aantal ingestelde procedures blijft groeien. De wet beantwoorde dus aan een reële nood.

Op voorstel van mevrouw Laurette Onkelinx, Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, keurde de Ministerraad het voorontwerp van wet goed tot wijziging van de wet betreffende collectieve schuldenregeling. Het is de wet van 5 juli 1998, de zogenaamde "Di Rupo"-wet, die nu de collectieve regeling van alle schulden organiseert van niet-handeldrijvende personen, die hun financiële verplichtingen niet meer kunnen delgen. Sinds de inwerkingtreding van deze wet, waren, eind 2003, haast 31.000 aanvragen van collectieve schuldenregeling ingediend en het aantal ingestelde procedures blijft groeien. De wet beantwoorde dus aan een reële nood.

Waarom een wijziging van wet? Moeilijkheden zijn gerezen bij de toepassing van de wet van 5 juli 1998. Het nieuwe voorontwerp van wet komt aan deze toepassingsmoeilijkheden tegemoet, zonder daarom de principes en beschikking van de nu van kracht zijnde wet aan te tasten. Het voorontwerp voert niettemin belangrijke vernieuwingen in, in grote lijnen: * De overdracht van bevoegdheden naar de arbeidsgerechtshoven Het is de beslagrechter bij een rechtbank van eerste aanleg die nu bevoegd is voor de collectieve schuldenregeling. Om nog meer rekening te houden met de ontegensprekelijke maatschappelijke dimensie van schuldenoverlast, zal de collectieve schuldenregeling overgedragen worden naar de arbeidsgerechtshoven. Het auditoraat en de arbeidsrechtbank beheren reeds doeltreffend alle geschillen van sociale zekerheid: zij beschikken immers over ervaring en onderzoeksmiddelen, waardoor ze beter dan wie ook de sociale toestand inschatten waarin mensen die diep in de schuld staan, zich bevinden. De garantie voor het principe van eerbied voor de menselijke waardigheid, wordt erdoor versterkt. Hoe verloopt de procedure van collectieve schuldenregeling? Wanneer een berechte zich in een toestand van schuldenoverlast bevindt, mag hij zich wenden tot een rechter om te genieten van een plan van collectieve schuldenregeling. Bij die aanvraag moet hij aan de rechter uiteenzetten dat zijn toestand hem niet toelaat zijn financiële verplichtingen na te komen. Indien de rechter ingaat op zijn aanvraag, duidt hij een schuldbemiddelaar aan, die een plan van delging voorstelt. Alle lopende beslagen worden dan geschorst voor de hele duur van de procedure. In het kader van een minnelijke schikking, draagt de rechter de schuldbemiddelaar op een plan van regeling op te stellen tussen de verschillende schuldeisers. Na de goedkeuring van dit plan door de rechter en de partijen, zal de schuldbemiddelaar belast worden met het volgen en controleren van de uitvoering ervan. Een rechterlijke regeling wordt opgelegd wanneer de partijen zich niet akkoord hebben gesteld met het voorstel in der minne van de schuldbemiddelaar. De rechter beveelt dan een regelingsplan tussen de verschillende schuldeisers. Hij draagt een schuldbemiddelaar op het plan te volgen en de uitvoering ervan te controleren. In het kader van een rechterlijk plan, mag de rechter ook een gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld bevelen. * Elke schuldeiser, onder meer openbare instellingen, toelaten kwijtschelding van schuld te verlenen in het kader van een minnelijke schikking De meeste fiscale overheden weigeren tegenwoordig systematisch hun toestemming te geven voor plannen van regelingen in der minne die gedeeltelijke kwijtschelding van fiscale schulden voorstellen. Zij baseren zich op artikel 172 van de Grondwet dat stelt dat geen vrijstelling of vermindering van belasting kan toegekend worden, tenzij bij wet. Een nog engere houding nemen de sociale zekerheidskassen, die elke kwijtschelding weigeren, ook de verwijlintresten, onkosten en verhoging van bijdragen. Zij rechtvaardigen die houding onder het mom dat de schulden van sociale zekerheid van publieke orde zijn. Deze principiële houding verhindert de sluiting van vele plannen van minnelijke schikking. De nieuwe beschikkingen worden genomen om een formele wettelijke basis te verlenen aan betrokken openbare overheden om hen toe te laten schulden kwijt te schelden in het kader van een minnelijk schikkingplan. Deze nieuwe maatregel moet de slaagkansen van een plan van minnelijke schikking met alle partijen verhogen. * De mogelijkheid van volledige kwijtschelding in het kader van een rechterlijk regelingsplan instellen Van bij het in voege treden van de wet van 1998, heeft haar toepassing moeilijkheden doen rijzen ten aanzien van personen met weinig of geen terugbetalingmiddelen. In de praktijk verwierpen sommige vonnissen het rechterlijk plan bij gebrek aan geldbronnen terwijl andere een rechterlijke regeling oplegden met een "zeer ruime" gedeeltelijke tot zelfs volledige kwijtschelding van schulden. In die geest stelt het voorontwerp van wet dat de rechter een totale kwijtschelding van schulden mag toestaan wanneer het het enige sociaal aanvaardbare en menswaardige antwoord is en voorzover het de enige oplossing is om de schuldenaar in de maatschappij te reïntegreren. * De verlenging van termijn voor het opstellen van het plan van minnelijke regeling In het kader van een minnelijke regeling, beschikt tegenwoordig de schuldbemiddelaar over een termijn van 4 maanden om zijn plan aan de partijen voor te stellen. De ervaring leert dat die termijn te kort is. Hij wordt dus verlengd tot 6 maanden, om de vermenigvuldiging te vermijden van aanvragen tot termijnverlenging, die onnodige administratieve last genereren. * Het lot van wie borgstaat te verbeteren zowel tijdens als na de procedure Wie borgstaat geniet -net zoals de schuldenaar- van de kwijtschelding van schuld toegekend in een minnelijk regelingsplan. In een plan van rechtelijke regeling, opgelegd door de rechter, echter, kan de borgsteller ertoe gebracht worden te betalen. Het voorontwerp van wet wil die ongelijkheid afschaffen. Het behoedt de borgsteller totdat het regelingsplan vaststaat. Dit opdat hij niet ertoe gebracht zou worden meteen te betalen, terwijl de storting onnodig zou blijken, eens het minnelijk of rechterlijk regelingsplan vastgelegd. * De duur van het plan van rechterlijke regeling verduidelijken Het plan van rechtelijke regeling duurt, in principe, maximum 5 jaar. In de praktijk stellen we vast dat sommige plannen van rechterlijke regeling, zonder kwijtschelding van schulden op de hoofdsom, een duur hebben die de 5 jaar overschrijdt. Artikel 51 van het Gerechtelijk Wetboek, dat de verlenging van een oorspronkelijke termijn toelaat, dient tot wettelijke basis voor een mogelijke overschrijding van de termijn van 5 jaar. In het licht van de voorbereidende handelingen van de wet van 1998, is het ontegensprekelijk dat de wetgever wenste dat het rechterlijk plan zonder kwijtschelding van schulden op de hoofdsom, de aanzuivering binnen een termijn van 5 jaar toeliet. In die geest is het inroepen van artikel 51 van het Gerechtelijk Wetboek nooit ten berde gebracht door de wetgever. De voorgestelde wijziging verduidelijkt dus de wens van de wetgever door de rechter niet toe te laten de termijn van 5 jaar te verlengen, tenzij op bijzonder en gemotiveerd verzoek van de schuldenaar, met de bedoeling sommige elementen van zijn patrimonium te vrijwaren. (*) van 5 juli 1998, de zogenaamde " Di Rupo "-wet