Wijzigingen inzake de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Zelfstandigen David Clarinval een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten.
Het koninklijk besluit van 20 juli 1971 bepaalt dat tijdens de eerste zes maanden van primaire arbeidsongeschiktheid:
- de adviserend arts, tien weken na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, een vragenlijst naar de gerechtigde moet opsturen (artikel 25/4)
- een eerste fysiek contact moet plaatsvinden tussen de adviserend arts (of de medewerker van het multidisciplinair team van het ziekenfonds) en de gerechtigde uiterlijk op de laatste dag van de vierde maand van de arbeidsongeschiktheid (artikel 25/4/1)
- een eerste inschatting van de restcapaciteiten van de gerechtigde wordt verricht door de adviserend arts (of de medewerker van het multidisciplinair team van het ziekenfonds) in de loop van de vierde maand van de arbeidsongeschiktheid (artikel 25/4/2)
Het ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel afwijkingen in te voeren van deze drie “acties”, wanneer de arbeidsongeschiktheid is begonnen:
- tijdens de periode van zes maanden voorafgaandelijk aan de maand waarin de gerechtigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt
- na de maand waarin de gerechtigde de wettelijke pensioenleeftijd bereikt
Indien de betrokkene langer arbeidsongeschikt is dan de maximaal vergoede periode van zes maanden, zal hij doorgaans zijn aanspraken op het rustpensioen doen gelden om een vervangingsinkomen te genieten. In een dergelijke situatie vormen het versturen van een vragenlijst, de organisatie van een eerste fysiek contact en de eerste inschatting van de restcapaciteiten met een categorisering, acties met weinig meerwaarde die een onnodige werklast voor de adviserend arts of de medewerker van het multidisciplinaire team inhouden.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.