08 mai 2025 18:42

Discours Bart De Wever commémoration annuelle de la Shoah

Ce discours a été prononcé en néerlandais à Anvers le 8 mai 2025 à l'occasion de la commémoration annuelle de la Shoah.

Geachte mevrouw de barones, 

Geachte heer professor, 

Geachte dames en heren, 

* 

Het is de zomer van 1977. In het zuiden van Engeland gaat Suzanna Penrose op zoek naar kinderfoto’s van haar  schoonmoeder, die onlangs overleden is. Ze wil weten of haar eigen pasgeboren dochtertje op haar lijkt. Tijdens de zoektocht stoot ze op de zolder van haar schoonouders op knipsels uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer ze de merkwaardige vondst aan haar echtgenoot Antony toont, valt hij helemaal uit de lucht. Hij weet namelijk helemaal niets over het oorlogsverleden van zijn moeder. 

Antony vraagt zijn vader om meer achtergrond, en die haalt een stapel oude Vogue-tijdschriften boven. Antony wist wel dat zijn moeder voor dat internationale magazine fotograaf en journalist was geweest. Ze was zelfs erg bekend geworden, en mocht kunstenaars als Picasso, Dalí, Magritte, Delvaux, Man Ray en Max Ernst tot haar vriendenkring rekenen. Maar over de oorlog had ze nooit iets verteld. Tot hij met verbazing haar artikels uit 1944 en 1945 van aan het front leest. 

De naam van Antony’s moeder is Lee Miller. Over haar uitzonderlijk verhaal loopt nog tot volgende maand een aangrijpende tentoonstelling in ons Antwerpse Fotomuseum. 

Lee Miller trekt als oorlogscorrespondent samen met de joods-Amerikaanse LIFE-fotograaf David Sherman mee met het geallieerde leger door Frankrijk, België en Duitsland. Als één van de eerste journalisten kan ze op 30 april 1945 Dachau bezoeken. Het concentratiekamp nabij München was daags voordien bevrijd.  

Met foto’s van opeengestapelde lijken en uitgemergelde gevangenen legt Miller de meest zwarte pagina’s van de westerse geschiedenis vast voor de eeuwigheid. Ze stuurt ze meteen op naar haar hoofdredactie, vergezeld van een boodschap in hoofdletters: 

I IMPLORE YOU TO BELIEVE THIS IS TRUE. 

I implore you. Ik smeek u om te geloven dat dit waar is. Dat dit echt is. 

De Amerikaanse Vogue besluit Millers foto’s van Dachau in juni 1945 te publiceren, met als titel Believe It. Maar de Londense hoofdredactie laat Miller weten dat Britse lezers geen verhalen willen over de gruwelen van de oorlog. Die is namelijk voorbij. Er moet verteld worden over de overwinning en de wederopbouw. En niet over de kampen en het leed. In Groot-Brittannië zullen de schokkende foto’s niet gepubliceerd worden, ondanks verwoede pogingen van Miller. 

Het is moeilijk om in te beelden dat de vrouw die er alles aan deed om de horrorbeelden van Dachau aan de wereld te tonen, dezelfde vrouw is die haar zoon nooit over de oorlog vertelde. Antony zelf weet dat aan posttraumatische stress. En dat stemt ons tot nadenken.  

Als een mondige journaliste van internationale faam het al niet kon opbrengen om haar ervaringen te delen met haar eigen zoon, hoe moesten zovele overlevende slachtoffers van de nazi-terreur dat dan doen na jarenlang vernederd, mishandeld, ontmenselijkt te zijn geweest?  

* 

Dames en heren 

De bommenkraters van het krijgsgeweld worden de werfputten van de heropbouw. Dat zien we ook in onze stad. De Boerentoren en de Stadsschouwburg zijn gebouwd op de restanten van de huizen die weggeveegd waren door Duitse bommen.  

Het begraven van het verleden speelt zich echter ook af in de geest. Het menselijk geheugen is iets heel vreemds. We kunnen traumatische ervaringen soms diep opbergen in de krochten van ons verstand. Hoe moeten we immers praten over iets waarvan we zelf niet weten hoe we het moeten verwerken? 

Zeker voor zij die de Shoah overleefden, was het einde van de oorlog het begin van het aanvaarden van wat onaanvaardbaar en onnoemelijk is. Zij moesten hun leven heropbouwen, met de familie en naasten die overgebleven waren. Dat was allerminst vanzelfsprekend. Ondergedoken kinderen zagen soms pas maanden of jaren na de oorlog hun ouders terug. Als die het tenminste overleefd hadden.  

Onlangs zag ik We Were The Lucky Ones, het waargebeurde verhaal van de joods-Poolse familie Kurc, dat verfilmd is als miniserie, gebaseerd op de bestseller van Georgia Hunter. De ouders en vijf kinderen van de familie Kurc raakten door de oorlog verspreid van elkaar.  

Eén broer werd door de Sovjets naar een Siberische goelag gestuurd en deed zich later voor als katholiek om met het Vrije Poolse Leger te vechten in Italië. Zijn zus ontsnapte op het nippertje uit het getto van Warschau voor het op vreselijk brutale wijze werd vernietigd door de nazi’s. De familie werd pas in de zomer van 1946 herenigd in Brazilië, waar een andere broer vanuit Vichy-Frankrijk beland was op de laatste boot met joodse vluchtelingen. 

De naam van die broer was Addy Kurc. Maar zijn kleindochter, de schrijfster van het boek, kende hem enkel als Eddy Courts. Voor een schoolproject interviewde ze haar grootmoeder om iets over haar familiegeschiedenis te leren. De onwaarschijnlijke gebeurtenissen van haar grootouders tijdens de oorlog had ze tot dan nog nooit gehoord. Meer zelfs: ze wist niet eens dat ze joodse wortels had.  

* 

Dames en heren 

Leed wordt al te vaak in stilte gedragen. Voor elke Regine Sluszny zijn er wellicht honderden overlevenden die hun verhaal niet wilden of konden delen. Omdat het te pijnlijk was voor hen om erover te praten. Of omdat ze dachten dat het te pijnlijk zou zijn voor wie ernaar luisterde.  

In de eerste jaren na de oorlog was er bovendien ook weinig aandacht voor de Shoah. Daar kwam pas in de jaren zestig echt verandering in. Het Eichmannproces, het tweede Auschwitz-proces in West-Duitsland en de Zesdaagse Oorlog waren de scharniermomenten om het collectieve bewustzijn over de Shoah eindelijk wakker te schudden.  

Het is eerder toevallig, maar niet geheel onlogisch dat in ons land het CegeSoma vlak na de Zesdaagse Oorlog opgericht werd. Eén van de eerste medewerkers van het CegeSoma, de beloftevolle, jonge, joods-Brusselse academicus José Gotovitch, was zelf enkele weken voor de Duitse inval in 1940 geboren. Samen met zijn zus zou hij tijdens de oorlog ondergedoken blijven in Namen. Zijn ouders zag hij pas na de bevrijding terug. 

In de eerste grote publicatie van de nieuwe instelling, het goed onthaalde en breed gelezen L’an 40. La Belgique occupée, legde Gotovitch samen met de ervaren onderzoeker Jules Gérard-Libois meteen de pijnlijke vraagstukken bloot van Belgische overheden en bedrijven tijdens de bezetting. Hoever gingen zij om een zo groot mogelijk deel van de bevolking zoveel mogelijk te sparen? En wie koos uiteindelijk voor verzet of collaboratie? De antwoorden bleken meestal niet zwart of wit.  

Het recente onderzoek van Nico Wouters gaat daarop verder en vraagt zich af waar die rode grens voor de NMBS lag. Hij zal daar ongetwijfeld zo meteen tijdens zijn uiteenzetting dieper op terugkomen, maar ik wil alvast beklemtonen dat zijn belangrijke bijdrage aan dit debat geen eindpunt is. De geschiedenis van de deportatietransporten, die zo levendig vlak na bevrijding nog werd opgetekend in de getuigenis van Jos Hakker, gaat mij bijzonder ter harte.  

Binnen de regering moeten we met dit onderzoek dan ook aan de slag gaan. Als het aan mij ligt, mag de uitkomst hiervan ten goede komen van neutrale initiatieven rond het herdenkingsbeleid, zoals herinneringseducatie en het Namenmonument en memoriaal dat op de Scheldekaaien alle namen zal eren van de Antwerpse slachtoffers. Zodat we hun verhaal nog beter aan onze kinderen en kleinkinderen kunnen vertellen. 

* 

Dames en heren 

Tien jaar geleden stond ik hier met een persoonlijke getuigenis, en om u te vertellen dat het Antwerpse stadsbestuur het verleden recht in de ogen zou kijken. Er is sindsdien veel veranderd. We hebben het herdenkingsbeleid en de herinneringseducatie in onze stad stevig uitgebreid, gesterkt door de steun en het blijvende vertrouwen van de joodse gemeenschap, door de bijdragen van het wetenschappelijk comité en het werk van ererector Herman Van Goethem.  

Het Bevrijdingsdok, het ontwerp van het komende Namenmonument, de permanente tentoonstelling in het MAS, en de educatieve pakketten over de Shoah en over de waarden van vrijheid en respect voor elkaars eigenheid zouden er dankzij uw medewerking nooit gekomen zijn. Ik wil u daarvoor bedanken. 

Tegelijk wil ik u, en ditmaal als premier, op het hart drukken dat de veiligheid en het welzijn van de joodse gemeenschap in Antwerpen en de rest van het land voor mij blijft voorop staan.  

Hervormingen binnen Defensie en politie zullen de slagkracht van de federale overheid verhogen om hiertoe nog sterker bij te dragen. 

In onze stad vielen in de moderne geschiedenis twee vreselijke aanslagen tegen joodse stadsgenoten te betreuren. In juli dit jaar gedenken we dat 45 jaar geleden schoolkinderen het slachtoffer waren van antisemitisch geweld.  

Het sluipende gif van het antisemitisme is nooit helemaal weggeweest, maar kent de laatste jaren een opstoot – al zeker na de gruwelijke terreurdaden van 7 oktober 2023. 

Het gewelddadige conflict in het Midden-Oosten, waarvan de beelden op ons netvlies gebrand zijn, wordt door sommigen misbruikt om joodse mensen te vereenzelvigen met het kwaad.  

Deze gedachte is in extreemrechtse en islamistische kringen altijd blijven sluimeren, maar zeer verontrustend is dat ze hier in Europa ter linkerzijde steeds meer genormaliseerd wordt. De Gentse filosoof Maarten Boudry fileert deze tendens haarscherp in zijn recente boek over het Verraad aan de Verlichting van de progressieve beweging. 

Het mag duidelijk zijn dat ik nooit enige vorm van antisemitisme zal dulden. Deze regering wil dan ook alle vormen van racisme en antisemitisme krachtdadig aanpakken. We doen dat in volle samenwerking met de Europese Unie om in heel Europa een doelgericht beleid mogelijk te maken.  

In Antwerpen blijven de federale politie en vooral de lokale politie ondersteuning bieden om te waken over de veiligheid van onze joodse scholen en instellingen onder het verhoogde dreigingsniveau. Ook als premier zet ik de dialoog met de joodse gemeenschap verder over uw veiligheid. 

* 

Dames en heren 

Bij deze herdenking van tachtig jaar Tweede Wereldoorlog staan we stil bij de deportatie, de Shoah, het verzet en het leed van zovele stadsgenoten, die slachtoffer werden enkel en alleen omdat ze joods waren. Dat maakt ons nederig. 

Laat ons daarom altijd blijven samenkomen om de belofte te vernieuwen dat we er alles aan zullen doen om een betere stad, een beter land na te laten voor onze kinderen. Om onze waarden van vrijheid te beschermen. Om de waarheid te blijven vertellen. 

Ik dank u.