17 jan 2018 13:15

Advies nr. 74 van 13 november 2017 betreffende seksuele bijstand voor personen met een beperking

Advies n° 74 van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek behandelt de problematiek van de seksuele bijstand voor personen met een beperking in antwoord op een reeks vragen om advies, gesteld door dhr. Ph. Courard, toenmalig staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een Handicap: (eigen samenvatting)

  • is het de rol van de overheid om zich met deze kwestie bezig te houden of moet dit volledig blijven behoren tot het domein van het individu en de informele sociale interacties?
  • als de rol van de overheid relevant blijkt, hoe zou men seksuele bijstand kunnen definiëren en wat zou het statuut van een seksuele assistent kunnen zijn?
  • in de veronderstelling dat het principe van de seksuele bijstand aanvaard wordt, moet die bijstand dan geclassificeerd worden door de wetgever en zo ja, volgens welke criteria: type van beperking? gender?
  • hoe het risico van seksuele mishandelingen vermijden alsook de indruk dat de Staat voor 'souteneur' speelt?

Het advies in enkele punten.

  • Het Comité beperkt zich voor het specifiek behandelde probleem tot de neutrale uitdrukking ‘seksueel leven’, zonder zich uit te spreken over de wijze waarop dit zich verhoudt met het relationele en affectieve leven.
  • Hoewel inzake seksualiteit een parallel kan worden getrokken tussen de ervaringen van bejaarden en van personen met een beperking, werd besloten de analyse in voorliggend advies te beperken tot de seksuele bijstand van personen met een beperking.
  • De problematiek van de seksuele bijstand die zich situeert aan de grenzen van de zorg werd door het Comité behandeld als één van de manieren om de discriminatie van personen met een beperking te bestrijden en ervoor te zorgen dat die personen hun seksualiteit beleven.

Dit advies is het resultaat van een pluralistische en contradictoire reflectie die vaststelt dat het medische model van de handicap voorbijgestreefd is en die de ongelijkheden in de toegang tot een aantal rechten in kaart heeft gebracht, met name in hoofde van personen met een beperking.
Met of zonder beperking, de seksualiteit is een specifieke dimensie van de gezondheid zoals gedefinieerd door de WGO. Vanuit dit oogpunt is het de opdracht van elke maatschappij om de voorwaarden te scheppen opdat iedereen toegang zou krijgen tot een volwaardig seksleven en dit door het wegwerken van manifeste obstakels waarmee sommige groepen geconfronteerd worden, bv. door acties op het vlak van opvoeding, volksgezondheid of leefomstandigheden. Deze sociaal-antropologische benadering van het Comité werd vervolgens onderbouwd door concrete getuigenissen van actoren uit het veld, zowel uit het buitenland (voornamelijk Zwitserland) als uit eigen land (ADITI).

  • Het Comité definieert seksuele bijstand als een dienst voor ondersteuning en praktische begeleiding bij de seksualiteit, uitgevoerd door een daarvoor opgeleide persoon, die tegenover de gebruiker, de rol van al dan niet regelmatige partner speelt, die tegemoetkomt aan de specifieke behoeften die personen met een beperking door hun bijzondere levensvoorwaarden kennen.
  • Deze dienst wordt tegen een bepaald forfaitair bedrag verleend, zonder dat dit bedrag afhangt van de soort prestatie die geleverd wordt. Naast een vergoeding voor de onkosten, voor het persoonlijk engagement en voor de competenties van de seksueel assistent, dient de vergoeding ook om te onderstrepen dat de seksuele bijstand een dienst is, zodat beide betrokken personen bevrijd worden van verdere wederzijdse verplichtingen en engagementen, en dan vooral affectieve, buiten degene die inherent zijn aan de dienstverlening.
  • Het Comité meent dat de seksuele bijstand – om tegemoet te komen aan de doelstellingen van ondersteuning en begeleiding van het seksuele leven – aan enkele voorwaarden moet voldoen:
    • een strikt omkaderd dienstenaanbod (expertise, teamwerk, reglementen);
    • rekening houden met de (onderlinge) afhankelijkheden en nauwe relaties van hulp en zorg (familiaal en professioneel), die kenmerkend zijn voor het leven van sommige mensen met een beperking;
    • de mentale beperking niet als een geval apart beschouwen, en erover waken om – ongeacht de beperking – rekening te houden met de eventuele kwetsbaarheden die eruit voortvloeien;
    • via een gepaste omkadering de bescherming en de veiligheid garanderen van gebruikers én dienstverleners.
  • Het Comité meent dat de seksuele bijstand een dienstenaanbod moet vormen dat via een reglementair kader erkend wordt door de overheid, wat een homogeniteit in de aangeboden diensten moet garanderen, evenals de gelijke behandeling van de gebruikers.
  • Het Comité stelt de status van de prostitutie in het Belgisch recht niet ter discussie, maar is daarentegen van mening dat dit geenszins een afdoend wettelijk kader vormt voor seksuele bijstand zoals die gedefinieerd wordt in dit advies.
  • Het Comité meent dat de seksuele bijstand niet in aanmerking moet komen voor terugbetaling door openbare diensten (via ziekenfonds of andere).
  • Ook al veronderstelt het door het Comité voorgestelde systeem van seksuele bijstand een ad hoc-reglementering, dan nog wijst het Comité erop dat het vooral de concrete sociale praktijk en mentaliteit zijn die moeten evolueren. Bewust van het taboe dat nog dikwijls rust op de seksualiteit van personen met een beperking, moedigt het Comité de direct betrokkenen aan hun eventuele terughoudendheid te overwinnen en hierover de dialoog aan te gaan, dit zowel in het gezin/de familie als in de instelling.
  • Het Comité meent in het algemeen dat de seksuele bijstand zélf, op voorwaarde dat een gepast kader aanwezig is, door het potentieel aan ervaring, leren en overleg dat ze vertegenwoordigt voor de gebruikers, kan bijdragen tot een vermindering van hun kwetsbaarheid en tot een verhoogde weerbaarheid tegen misbruik en geweld.

Op elk van deze punten wordt nader ingegaan in het advies nr. 74 dat op www.health.belgium.be/bioeth kan worden geraadpleegd.