Internationaal Gerechtshof: tussenkomst inzake interpretatie van genocide
De ministerraad stemt er op voorstel van minister van Justitie Paul Van Tigchelt en minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib mee in dat België tussenkomt voor het Internationaal Gerechtshof.
Het gaat om de procedure ten gronde:
- in de zaak Gambia v. Myanmar betreffende de toepassing van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (2019)
- in de zaak Zuid-Afrika v. Israël betreffende de toepassing van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide in de Gazastrook (2023)
Beide zaken roepen vergelijkbare vragen op met betrekking tot de interpretatie en toepassing van het verdrag met betrekking tot het begrip ‘intentie’.
Een eerste vraag is of het plegen van oorlogsmisdaden tijdens een militaire operatie noodzakelijkerwijs de mogelijkheid uitsluit om het bestaan vast te stellen van een intentie om een groep als zodanig te vernietigen, op grond van het feit dat er een andere verklaring dan genocidale intentie zou zijn voor de handeling in kwestie.
Een tweede vraag betreft het bewijs van de specifieke intentie: welke plaats moet worden toegekend aan verklaringen van officiële instellingen of vertegenwoordigers van de staat? Met welke verklaringen moet rekening worden gehouden?