27 jun 2014 12:50

Lichte stijging van het aantal proefdieren in 2013

In 2013 zijn 626.742 proefdieren gebruikt in de 356 erkende laboratoria in ons land. Dit is een lichte stijging met 4,29% tegenover het jaar voordien, zo blijkt uit de statistieken van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Bijna 15% van de erkende labo’s heeft vorig jaar geen proefdieren gebruikt.
 

 

48% van de proefdieren werd gebruikt voor de ontwikkeling en de controle van gezondheidsproducten zoals geneesmiddelen. Ongeveer 44% werd ingezet voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in de universiteiten. Muizen en ratten waren opnieuw de meest gebruikte diersoorten (76,75%). Ze worden gevolgd door vissen (10,78%), konijnen (7,54%) en vogels (3,87%).


De lichte stijging van het aantal proefdieren in 2013 ligt vooral aan het feit dat er meer cavia’s zijn gebruikt voor de verplichte tests in het kader van de ontwikkeling van vaccins. Er zijn ook iets meer honden gebruikt, voornamelijk in klinische studies die de gezondheid van deze dieren moeten bevorderen (bv. op het vlak van veroudering).


Het aandeel apen dat in 2013 voor de eerste keer in een dierproef werd gebruikt, bedraagt slechts 0,0021% van het totale aantal proefdieren van dat jaar. In absolute cijfers zijn er vorig jaar 45 apen in dierproeven gebruikt, rekening houdend met de dieren die al sinds meerdere jaren worden ingezet. Apen worden enkel gebruikt in onderzoek naar de werking van de hersenen en naar de behandeling van diabetes.


België heeft een strenge wetgeving rond dierproeven, die aan de Europese voorwaarden voldoet. Alle labo’s die dierproeven uitvoeren, en de inrichtingen waar proefdieren worden gefokt, moeten een erkenning van de FOD Volksgezondheid krijgen. Bovendien zijn ze sinds 2013 verplicht om een ‘dierenwelzijnscel’ op te richten, die het welzijn van de proefdieren controleert. Deze cel moet onder begeleiding staan van een dierenarts die gespecialiseerd is in proefdierkunde.
 

Voor elk project met dierproeven moet voorafgaand een toelating worden gevraagd aan de ethische commissie waarvan het labo afhangt. Sinds 2013 moet de proefleider aan zijn aanvraag een samenvatting toevoegen die alle nuttige, niet-technische en niet-confidentiële informatie over de dierproef bevat (doel van de proef, mate van ongemak voor de proefdieren, aanwenden van alternatieven waar mogelijk, …).

 

De FOD Volksgezondheid stelt alle samenvattingen van 2013 ter beschikking op haar portaalsite.

 

Contact: Eric Van Tilburgh: 0475/630489