Voorwaarden voor de facturering tussen hulpverleningszones in het kader van de snelste adequate hulp
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken Pieter De Crem een ontwerp van koninklijk besluit goed dat, bij gebrek aan een overeenkomst, de voorwaarden vastlegt voor de facturering van de snelste adequate hulpverlening tussen hulpverleningszones.
Ingevolge een arrest van de Raad van State dat het koninklijk besluit van 29 juni 2018 tot bepaling van de voorwaarden van de facturering tussen hulpverleningszones in het kader van de snelste adequate hulp nietig heeft verklaard, biedt het ontwerp een rechtsgrond voor de hulpverleningszones om de naburige zones te factureren voor hun interventies in het kader van de snelst adequate hulp, tenzij ze onderling overeenkomsten hebben gesloten.
Het ontwerp neemt voornamelijk de bepalingen van het vernietigde koninklijk besluit over. Het is nu mogelijk om de verbruiksgoederen tegen kostprijs te factureren en de facturering voor de voertuigen is niet langer beperkt tot een lijst van specifieke voertuigen.
Het belangrijkste verschil betreft de mogelijkheid voor de DBDMH om gebruik te maken van zijn eigen tarieven voor het personeel en de voertuigen. Er moest immers rekening worden gehouden met de specifieke financieringsregeling voor de Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die, in tegenstelling tot de hulpverleningszones, niet de waarborg geniet van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid.
Het ontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.