Wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft
De ministerraad keurt op voorstel van minister van Financiën Johan Van Overtveldt een voorontwerp van wet goed dat het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wijzigt wat de verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft.
Het voorontwerp wijzigt de regelgeving inzake btw wat de verhuur van uit hun aard onroerende goederen
betreft door de invoering van een optieregeling waardoor de verhuur van gebouwen of gedeelten van gebouwen en gebeurlijk het bijhorende terrein aan een huurder die de goederen uitsluitend gebruikt voor de economische activiteit die hem de hoedanigheid van btw-belastingplichtige verleent, onder bepaalde voorwaarden, aan de belasting kan worden onderworpen. Deze optieregeling geldt voortaan ook voor de terbeschikkingstelling van bergruimte voor het opslaan van goederen tussen belastingplichtigen alsook voor de onroerende financieringshuur, die thans van rechtswege aan de btw zijn onderworpen.
Anderzijds voert het ontwerp een nieuwe uitzondering in op de vrijstelling voor de onroerende verhuur, namelijk de terbeschikkingstelling onder bepaalde voorwaarden van uit hun aard onroerende goederen voor een periode van niet meer dan zes maanden en die niet worden aangewend voor bewoning.
De nieuwe regeling heeft ten slotte tot gevolg dat de toepassing van het verlaagd btw-tarief voor de onroerende financieringshuur wordt uitgebreid tot alle diensten van onroerende verhuur met voornamelijk een sociaal oogmerk, die door de uitoefening van de optie worden belast.
Het voorontwerp wordt ter advies voorgelegd aan de Raad van State.